SCHOOLEN, REGLEMENT Achttiende eeuw De eisen die het stadsbestuur in de 17e en 18e eeuw aan de schoolmeester stelde waren minimaal. Het schoolreglement schreef voor dat hij lid moest zijn van de Nederduits gereformeerde kerk, geen strafblad mocht hebben en zich voldoende bekwaamd moest hebben in de vakken waarin hij les ging geven. Dit laatste werd voor zijn aanstelling door de scholarchen getoetst. In de 18e eeuw werd les gegeven van half negen tot twaalf uur en van één tot vier uur en 's winters van negen tot twaalf uur en van half twee tot vier uur. De kinderen kregen op nieuwjaarsdag vrij, drie dagen vakantie met Pasen, Pinksteren en Kerstmis en een hele week in juli als het kermis was. Elke schooldag begon en eindigde met een gebed en op het eind van de middag las een leerling een hoofdstuk uit de bijbel voor en zong men een psalm. Op maandagmorgen informeerde de schoolmeester wie van de kinderen 's zondags naar de kerk was geweest en wat ze van de preek hadden onthouden. Volgens het reglement moest de schoolmeester les geven in lezen, schrijven, rekenen en godsdienst. Bij dit laatste vak moesten de kinderen leren bidden en de tien geboden en de geloofsartikelen uit het hoofd leren. Dit deden ze aan de hand van vraag- en antwoordboekjes die op aanbeveling van de scholarchen werden aangeschaft. De gevorderde leerlingen maakten gebruik van de catechismus van Calvijn. Ten behoeve van kinderen uit arme gezinnen schafte het stadsbestuur in 1780 voor gebruik in de school enige psalmboeken aan.26 Op het eind van de 18e eeuw verscheen bij C.M. van de Graaf, boek- en papierverkooper in de Kerkstraat, het boekje Klein Campveers gebede boekje, met als onderschrift Zeer nuttig in alle Huisgezinnen en tot gebruik der Schooien. OP DE Binnen de Stad V E R E. Van de schrijver weten we alleen zijn initialen: J.T.H. (een exemplaar van het boekje is aanwezig in de Zeeuwse Biblliotheek, Middelburg). Het schoolgeld dat de ouders moesten betalen bedroeg voor het leren van het ABC 6 stuivers per maand, voor het leren spellen 8 stuivers, voor het leren lezen 10 stuivers, voor het leren schrijven met pen, inkt en papier 15 stuivers, wie daarbij ook leerde rekenen 20 stuivers en voor meisjes die leerden breien 12 stuivers. De stad telde in 1779 zeven scholen: de stadsschool voor stads- en burgerkinderen, een Franse school waar ook Nederduits werd gegeven, de weesschool waarop ook burgerkinderen werden toegelaten en vier matressenscholen.27 Op de laatste kregen de jongste kinderen les in 'spellen, lesen en gronden der Hervormde Godsdienst' ,28 Het thuisbrengen van de kleintjes kostte maandelijks 8 stuivers. Straffen Lijfstraffen waren vroeger in de school heel gebruikelijk. Men beschouwde ze als een essentieel onderdeel van de opvoeding. Tot de 16e eeuw gebruikte de schoolmeester een roe om de grote groep leerlingen in het gareel te houden. Later werd deze vervangen door de plak en de pechvogel, een van stof gemaakte en met zaagsel gevulde duif. De schoolmeester gooide de pechvogel naar een leerling die ongehoorzaam was of niet goed oplette. Die moest hem terug brengen om vervolgens met de plak een aantal slagen op zijn vlakke hand toegediend te krijgen. Kinderen die een dom antwoord hadden gegeven moesten met een bord voor de klas staan waarop een ezel stond afgebeeld. Het schoolreglement uit 1752 schreef voor dat de schoolmeester niet kwaad op een leerling mocht worden, maar hem moest bestraffen en vermanen tot berouw en beterschap. Er is slechts één geval van een uit de hand gelopen strafmaatregel bekend. Toen op woensdagmiddag 21 augustus 1765 het dochtertje van Cornelis Visser uit school kwam klaagde ze over zware pijn op haar borst. Ze gaf regelmatig fluimen op vermengd met bloed. De ontboden chirurgijn kon uitwendig niets waarnemen zodat ze inwendige kneuzingen moest hebben opgelopen. Toen hij naar de oorzaak vroeg antwoordde ze dat de meester haar geslagen had omdat ze geweigerd had haar hand open te doen toen hij haar daarop met de plak wilde slaan.29 Volgens artikel 10 van het schoolreglement bleef de schoolmeester ook buiten schooltijd verantwoordelijk voor het gedrag van zijn leerlingen. Als hij vernomen had dat ze zich misdragen hadden was hij verplicht 'dezelve daar over ernstig te vermaanen, bestraffen, en naar bevindt van zaken kastyden'. Haalden ze kattenkwaad uit dan loste hij dat altijd zelf op. Behalve die ene keer in 1664 toen oud-burgemeester Dominicus Clouck zich ermee ging bemoeien. Twee jongens uit de stadsschool van Adriaen Braams hadden op maandag 31 maart rond half zeven 's avonds een met een steentje verzwaard briefje in het huis van schoolmeester Job Joosten gegooid. De tekst erop zal beslist niet lovend zijn geweest, want men omschreef het als een 'schandeleus pasquil'. Twee jongens getuigden Tt V E R E Bj CORNELIS MARINUS VAN DE GRAAF, Bock- cn Papierverkooper op de Grootc Mark:. Titelpagina van het schoolreglement van 5 augustus 1752 (ZA, ASV, Aanwinsten Noord-Hollands Archief, afkomstig uit het Archief van het Bisdom Haarlem).

Tijdschriftenbank Zeeland

Nehalennia | 2014 | | pagina 14