Nehalennia voorjaar 2014 nr. 183
Leermiddelen
De kinderen leerden lezen aan de hand van alfabetten.
Als didactisch leermiddel voor de individuele leerling was
er het ABC-bordje, een plankje waarop een alfabet was
geplakt. Ook werd gebruik gemaakt van het klein ABC-
boekje, een voortzetting van de 16e-eeuwse abecedaria.
Als de kinderen alle letters foutloos konden benoemen
mochten ze gaan spellen. Dit werd geleerd met een
afzonderlijk Spelde-Boek. De overgang van het spellen
naar het aanvankelijk lezen werd gemaakt door de Trap
der Jeugd dat uit twaalf hoofdstukken - trappen - bestond,
die opklommen in moeilijkheid. In het laatste hoofdstuk
stonden religieuze teksten die gelezen moesten worden.
Daarnaast werden voor het leren lezen ook nog andere
boeken gebruikt. Op het aanvankelijk lezen volgde het
lezen voor gevorderden, wat geoefend werd aan de hand
van de Heidelbergse catechismus en de verschillende,
verkorte uitgaven ervan. Alle boeken moesten door de
ouders zelf worden aangeschaft.
Als de kinderen de letters konden onderscheiden en
benoemen leerden ze de zesentwintig lettertekens van het
alfabet schrijven. Dit werd gedaan met pen en inkt en de
letters moesten mooi en duidelijk op het papier worden
geschreven. Uitbundige krullen sierden de hoofdletters
en de kleine letters werden in dik en dun neergezet.
Elke streep, elke haal en elke krul werden afzonderlijke
aangeleerd, wat veel oefening vereiste. Wie deze techniek
onder de knie had ging verder met het kalligraferend
schrijven, waarvan uit Veere nog fraaie voorbeelden
bewaard zijn gebleven.20
Voor het rekenonderwijs, dat zich vooral richtte op
het koopmansrekenen, werd gebruik gemaakt van het
boek Cijfferinghe van Willem Bartjens, waarvan de
eerste druk in 1607 verscheen. Het begint met optellen,
aftrekken, vermenigvuldigen en delen. Vervolgens zijn er
opdrachten voor wat genoemd wordt additio, substractio,
multiplicatio en divisio. Ook komen breuken aan de orde.
Aan handelsrekenen komt Bartjens niet toe, daarvoor
moesten andere boeken worden aangeschaft.
Een schoolmeester die ook geschiedenisles gaf deed dat
aan de hand van de Spiegel der Jeugd van de Nederlandse
oorlogen, in 1674 opgevolgd door de Nieuwe Spiegel der
Jeugd of Fransche Tiranny, dat met fraaie platen was
geïllustreerd.
Toezicht en nevenfuncties
In de middeleeuwen hield de kerk toezicht op het
lesgeven. Na de reformatie ging deze taak over naar het
stadsbestuur. De eerste schoolcommissie werd opgericht
in 1600 en bestond uit burgemeester Adriaen Bouwenssen,
secretaris Johan Biel en de predikant Gerson Bucerus. In
de jaren erna werd het aantal leden verdubbeld en dertien
jaar later waren alle drie de predikanten er lid van.21
Na juni 1714 vonden de inspecties een week voor
Pinksteren en een week voor Kerstmis plaats. De
scholarchen (schoolopzieners) keken of er goed les werd
gegeven, of de leerlingen vorderingen maakten en welke
leerlingen vanwege hun geleverde prestaties voor een
prijs in aanmerking kwamen.22 Omdat de school nog
steeds een confessioneel karakter droeg, stond een van de
predikanten aan het hoofd van de commissie.
Iedere schoolmeester van de stadsschool was tevens
voorzanger in de Kleine Kerk. Omdat het recognitiegeld
voor beide functies uit één bedrag bestond waren ze
onafscheidelijk met elkaar verbonden. Na een splitsing
van deze belastingheffing in april 1714 kon ook iemand
anders voorzanger worden, maar van deze mogelijkheid is
nooit gebruik gemaakt.23 Op 30 april 1741 kocht Adriaan
van Moerkerke twee brouwerijen, waardoor hij naast
schoolmeester ook bierbrouwer werd.24 Brouwerij de
Meyboom stond in dezelfde straat als de school en het zal
regelmatig voorgekomen zijn dat hij daar heen ging en
het toezicht in de school overliet aan een oudere leerling.
Dat zal wel de reden zijn geweest dat in het nieuwe
schoolreglement (1752) een artikel werd opgenomen dat
voorschreef dat de schoolmeester tijdens schooltijd altijd
in de school aanwezig moet zijn.25
11
In leer gebonden prijsband met in
goudopdruk het wapen van Veere
gesierd met de markiezenkroon en
als randschrift'Prys van naarstigheid',
1796 (collectie J.H. Midavaine).
Geheel rechts: door de scholarchen
ondertekend blad uit Johannes Wigeri,
Wie is de Braave Man in 't gemeen
Burgelijk leven?, prijsband op 8
december 1796 uitgereikt aan Ary van
Pelt (collectie J.H. Midavaine).