Nieuwe schoolmeester
Op 21 februari 1512 benoemde het stadsbestuur Jacob
Gabrielsz. tot schoolmeester. Zijn contract duurde zeven
jaar en de opzegtermijn voor hem en het stadsbestuur
bedroeg een halfjaar. Naast het schoolgeld dat hij van
iedere leerling mocht innen, genoot hij van de stad een
jaarlijks traktement van zes pond Vlaams. Hiervan kreeg
hij ieder half jaar de helft. Omdat hij op het moment
van zijn benoeming nog niet in Veere woonde moest
hij voor Gregoriusdag (3 september) zijn verhuisd. Het
stadsbestuur verleende hem vrijstelling van accijnzen
op bier, behalve twee groot van ieder vat dat ten goede
kwam aan de kerk. Om het schoolgeld binnen de perken
te houden mocht hij per leerling niet meer dan zes groot
per kwartaal vragen. Wel mocht hij van de ouders meer
aannemen als ze daar prijs op stelden, maar hij mocht
ze er niet toe dwingen. Het stadsbestuur beloofde erop
toe te zien dat alle jongens uit de stad, men noemde
ze in het contractknechtjesboven de zeven jaar zijn
school zouden bezoeken. Als ouders hun kinderen naar
een andere school zouden sturen moesten ze hem toch
schoolgeld betalen, wat dan door een stadsbode zou
worden geïnd. De leerlingen moesten zes dagen per week
naar school, waarvan één middag vrij gegeven mocht
worden. Vakantie was er niet bij, de school draaide het
hele jaar door. Alleen in weken met een feestdag kregen de
kinderen of op zaterdag of op maandag vrij.15
Een nieuw schoolgebouw
Op 2 maart 1513 sloten burgemeesters en schepenen 'om
dat gemeer oirboir profijt ende welvaert der selver stede ende
gemeente van dien' een contract met de kerkmeesters van
de Onze Lieve Vrouwekerk voor de bouw van een nieuwe
school met ernaast een woning voor de schoolmeester.
Het ontwerp is gemaakt door Rombout Keldermans, die
zijn vader in 1512 als bouwmeester van de Grote Kerk was
opgevolgd. De school zou bij de kerk worden gebouwd
an die noortside van de west roester van den selven kercke
streckende also verre oestwaerts'. Een dergelijk rooster
lag bij iedere toegang tot de kerk om te verhinderen dat
dieren op de begraafplaats zouden komen.
In het contract werd vastgelegd dat de school een
voornaam gebouw moest worden met ervoor een bordes
van één of twee treden boven de begane grond. Om hem
nog meer aanzien te geven mocht er geen strooien dak op
gelegd worden, maar moest hij gedekt worden met rode
of blauwe dakpannen. Het kerkbestuur nam de bouw op
zich, maar omdat ze alle beschikbare geldmiddelen nodig
had voor de afbouw van de Grote Kerk, sloot ze bij de stad
een jaarlijkse losrente af van drie pond Vlaams tegen 'den
penninck sestien' (6,25% rente).16
De schoolmeester heeft niet lang in het huis gewoond,
want in 1542 werd het door de Tafel van de Heilige Geest
aan Maerten Sclijter verhuurd. Uit het kohier van de
huisschatting van 1543 blijkt dat hij naar de school was
verhuisd. Wanneer de verhuizing heeft plaatsgevonden
is niet bekend. Op 1 april 1555 verkocht de kerk het huis
aan Cornelis Houck van Cloetinghe, pastoor en kanunnik
van de Onze Lieve Vrouwekerk.17 Nu staat het als laatste in
de Wijngaardstraat en draagt sinds halverwege de vorige
eeuw de naam De Papaver.
Pedagogisch klimaat
Alle kinderen zaten samen in één lokaal waarin een
aantal tafel- en zitbanken stonden. De tafelbanken waren
bedoeld om aan tafel zittend te schrijven, de andere voor
de lezers en spellers, die alleen een boek op hun knietjes
behoefden te leggen en geen tafel nodig hadden. Er werd
nog geen klassikaal les gegeven. De meester zat voor in
het lokaal in een hoge armstoel met lessenaar die vaak op
een platform stond. Hij beheerste van daaruit de klas en
liet de kinderen voor het overhoren of als ze hulp nodig
hadden bij zich komen. Het heen en weer geloop maakte
een rommelige en onoverzichtelijke indruk.
Na de reformatie ontvingen de leerlingen op school
een algemeen godsdienstige vorming die gereformeerd
georiënteerd was. In een christelijke samenleving als
Nederland toen was golden christelijke waarden en
normen als richtinggevend voor allen. Iedere schooldag
begon en eindigde met het opzeggen van een gebed.
Daarnaast werd er veel uit het Oude en Nieuwe Testament
gelezen en psalmen gezongen. Speciaal voor kinderen
geschreven godsdienstige werkjes waren er niet. Op
zatermorgen vond het 'catechiseeren in de Goddelijke
waarheeden' plaats en 's maandags werden de leerlingen
overhoord over wat ze de dag ervoor van de preek hadden
onthouden.
Over de leerboeken die in de 16e en 17e eeuw in de
stadsschool werden gebruikt en hoe er les werd gegeven
weten we niet meer dan wat uit andere steden bekend is.
Toen Frans 'de meester' in oktober 1610 van het Veerse
stadsbestuur vergunning kreeg in Zanddijk school te
mogen houden stelde de stad als voorwaarde 'dat hij hem
zal onderwerpen de schoolordonnantie ende dienvolgende
egene andere boucken in de schoole laten leeren dan de
gene die christelijck ende stichtelijck zijn' ,18 Het was de
belangrijkste regel uit de schoolverordening die de Staten
van Zeeland in 1593 had uitgevaardigd.19 Voorts mocht hij
geen kinderen uit Veere op zijn school toelaten. Voor het
leren van het ABC mocht hij de ouders 8 groot per kind
vragen en voor het leren lezen en schrijven 12 groot.
.school w°hing
Oudestraat
'agenaarstraat
Detail van de plattegrond van Veere, getekend omstreeks 1590.
Uit: Guicciardini's beschrijving der Nederlanden, uitgave 1612
(collectie en bew. J.H. Midavaine).