De naam steen vinden we nog elders terug. Ook Gent heeft zijn Gravensteen, Antwerpen kent het steen zonder toevoeging. In Middelburg is er een straat die genoemd is naar een steen: Bachtensteene pachten achter, dus plaats/straat achter het steen). Een steen was oorspronkelijk een stenen huis of kasteel en verwees ook vaak naar een gevangenis. Voor Zierikzee geldt dus zeker deze tweede betekenis. Slot De heer Rosmolen stuurde ons ook nog enkele woorden die volgens hem thuishoorden in dit lijstje: poage, twint, pikketel en krabbekwaed. Maar zoals zo vaak het geval is, komen deze woorden niet enkel in de buurt van Serooskerke voor, maar ook elders in Zeeland. Poage(nbijvoorbeeld komt ook nog voor op Sint-Philipsland en Overflakkee. De herkomst van het woord is onzeker. Vermoedelijk betekende het oorspronkelijk 'een krachtige beweging maken' of 'steken, stoten', maar het is hetzelfde woord dat we ook in het Nederlands kennen als pogen, waar het 'zich inspannen, proberen' betekent. Er is dus een betekenisverschuiving geweest in de geschiedenis van het Nederlands. De heer Rosmolen gaf ook nog de variant pikketel voor pitketel, putemmer. Hierin is een assimilatie te zien. Een t gevolgd door een k is iets moeilijker uit te spreken, waardoor een dialectspreker geneigd is te gaan assimileren. In dit geval is de oorspronkelijke t van pitketel dus geheel verdwenen, waardoor pikketel kon ontstaan. Soms zijn we als spreker blijkbaar heel lui. Vandaar ook dat we vaak eindklanken inslikken of weglaten. Ook krabbekwaed voor 'zeekraal' komt buiten Schouwen voor. Het wordt ook nog gebruikt op de Bevelanden. Ook hierin gebeurt soms wel eens een verspreking. In Annaland zegt men volgens het WZD krabbekwaek. De laatste k is wellicht volksetymologisch en ook gemakkelijker uit te spreken omdat het woord ook met een k begint. Andere Zeeuwse namen zijn zêêkrael en zouterik. Twint voor 'ondertussen' komt in vrijwel heel Zeeland voor, maar is ondertussen sterk verouderd. Het is hetzelfde woord als tween in het Engelse between. We hopen u met deze toelichtingen weer wat nieuws te hebben verteld over enkele Zeeuwse, in dit geval vooral Schouwse, woorden. Aflevering 172 zomer 2011 Veronique De Tier is adviseur streektaal bij Stichting Cultureel Erfgoed Zeeland. Noten 1. Ik dank Kees Martens (over aolf van dege) en Teun Rosmolen (over stekelverke, doornappel en steen) voor hun waardevolle opmerkingen naar aanleiding van mijn artikel in het vorige nummer van Nehalennia. 2. Er bestaan twee soorten kwikstaartjes. De namen lopen vaak door elkaar. De meeste benamingen die u hier aantreft zijn namen voor de witte kwikstaart. Paardewachtertje en koewachtertje worden voor beide soorten gebruikt, maar soms geven de informanten de ene naam aan de gele en de andere naam aan de witte kwikstaart. Voor meer informatie over welke kwikstaart in welk dorp precies bedoeld wordt, was binnen de ruimte voor dit artikel geen plaats. We zijn er ons echter van bewust dat een naam als oeverloper en slikloper wellicht enkel op de gele kwikstaart van toepassing zijn. 3. Of deze opgave correct is, is niet helemaal zeker. Misschien is hier verwarring met een ander vogeltje.

Tijdschriftenbank Zeeland

Nehalennia | 2011 | | pagina 33