m bedoeld, dat het dan de échte, giftige doornappel, de 'Datura Stramonium' 30 Aflevering 172 zomer 2011 betreftAls men het in Schouwen over doornappels heeft, betreft het meestal de kruisbes, zoals in de lijst vermeld is. Ook voor de kruisbes zijn er in Zeeland heel wat namen (zie verder). In het WZD vinden we voor de datura stramonium dolapel, duzelappel eierplant. Kleijn geeft in zijn boek etymologische uitleg over deze plant. De wetenschappelijke benaming Datura is afkomstig van de Arabische benaming datora of tatorah, dat samenhangt met het Turkse tat, dat steken beduidt. Dat heeft te maken met de stekelige vruchten. De standaardtalige naam Doornappel verwijst naar de vorm van de vrucht die grote, grove stekels heeft. Het tweede deel van de wetenschappelijke soortnaam is minder duidelijk. Een van de mogelijkheden is dat het genoemd zou zijn naar de rivier Strymon, waarvan de oeverbewoners bekend stonden als gifmengers. Deze plant bezit immers giftige bestanddelen. Maar anderen willen de naam afleiden van het Middellatijnse struma 'kropgezwel', dat dan verwijst naar de bolvormige vrucht. Nog anderen zien in het woord de samentrekking van strychnos: nachtschade, en manikos: waanzin; een naam bij Dioscorides waarvan men meent, dat het de Wolfkers (Atropa belladonna) moet zijn geweest. Beide zijn aan elkaar verwant en behoren tot de familie der Nachtschadeachtigen. Vanwege de giftige en bedwelmende werking zijn ook in Zeeland de namen dolappel en duizelappel (duzelappel) bekend. De vrucht is ook het benoemingsmotief voor de op Tholen voorkomende naam Eierplant. Zeeuws-Vlaanderen kent ook nog mollekruid. De namen verbonden met mol duiden op het gebruik dat men van de zaden maakte. Men legde, om deze dieren te verdrijven, zaden in hun gangen en in de molshopen. Voor de kruisbes vinden we in Zeeland dorenappeldorenbeier, kruisdoorn kruzedorenprikkelbeier of stekelbeier. Het benoemingsmotief verwijst naar de stekeltjes van de bes. Kruis in kruisbes of kruzedoren heeft niets met het kruis te maken, maar wel met de kroezelige haartjes van de bes. 5. Op 't stêên Steen in op 't Stêên zitte verwijst in Schouwen-Duiveland naar het 's Gravensteen in Zierikzee, dat vroeger, tot begin jaren 40 als gevangenis voor lichtgestraften gebruikt werd. Als je over 'verboden terrein' liep, werd je door de veldwachter bekeurd en moest je voor het kantongerecht verschijnen. Het vonnis kon dan bijvoorbeeld zijn dat de dader vijf gulden moest betalen of twee dagen gevangenisstraf kreeg. De minst bedeelden kozen dan voor de twee dagen 'op 't Steen', want vijf gulden was soms het hele weekloon van een boerenarbeider. Die twee dagen mochten ze dan onder toezicht van de cipier in de afgesloten tuin van de gevangenis werken. Lichte vergrijpen werden de mensen in die tijd niet zo zwaar aangerekend. De veldwachters, meestal met snor en sabel, bekeurden de mensen voor de minste overtredingen, zoals bijvoorbeeld het niet voldoende witgekleurd zijn van het achterspatbord op je fiets of een bel die het niet goed deed enz.

Tijdschriftenbank Zeeland

Nehalennia | 2011 | | pagina 32