Van gegevenspakhuis tot ordelijke etalage 16 Aflevering 174 winter 2011 Over 'een' canon van de middeleeuwen en de Zeeuwse canon* Jan J.B. Kuipers De strenge winter van 1480/81 bezorgde de jeugdige hertogin Maria van Bourgondië een ongeluk, dat een voorbode lijkt van haar tragische dood door een val van haar paard een jaar later. In Brugge begaf ze zich met haar hofdames tussen het volk op het ijs; de gracht was speciaal voor haar geveegd. Helaas: Maria kwam akelig ten val en moest op een slee naar huis worden gebracht, waar men een inwendige 'aposteme' (zwelling) constateerde. Maria van Bourgondië (1457-1482), portret door Michael Pacher, ca. 1490. Is bij het vaststellen van een dergelijke 'voorbode' nog sprake van enig historisch verband? Natuurlijk niet, het gaat om een 'kapstok', een ingang tot het verleden via de deur van de 'poetic non-fiction', een begrip dat ook geschiedschrijvers als Simon Schama graag hanteren. Dergelijke narratieve stijlen zijn te vergelijken met het fenomeen van de historische canon als jong en (natuurlijk eindig) 'genre' waarin het niet gaat niet om weergave van marmeren zekerheden, maar om zinvolle uitzichten op een onoverzichtelijke terrein. Niet voor niets heten de hoofdstukken in een canon 'venster'. Ze behandelen elk een afgepaald belangrijk onderwerp uit het corpus van kennis dat geïnteresseerden worden geacht te delen. Maar tegelijk biedt elk canonvenster ook uitzicht op voorgeschiedenissen, ontwikkelingen en verwante onderwerpen, zodat elk belangrijk thema van het behandelde kennisgebied wel ergens aan bod komt. De val van Maria van Bourgondië op het Brugse ijs wordt in Nederland in de middeleeuwen. De canon van ons middeleeuws verleden (verschenen najaar 2011, geschreven door ondergetekende met medewerking van Goffe Jensma en Oebele Vries) behandeld in venster 38, 'Een kleine ijstijd', waarin de veertiende en vijftiende eeuw centraal staan, maar waarin ook gekeken wordt naar het voorafgaand 'middeleeuws klimaatoptimum' tussen ongeveer 800 en 1300 en de voorafgaande koudere tijd (ca. 250-650). Die laatstgenoemde periode zorgde voor economische en culturele neergang, bracht populaties in beweging en versnelde mede het einde van het Romeinse rijk, een periode die in de middeleeuwse canon aan bod komt in de eerste drie vensters. Maria heeft overigens ook een 'eigen' venster in de middeleeuwse canon, en wel het laatste: nummer 50. In de wieg bevroren De toestanden gedurende het middeleeuws klimaatoptimum zijn te vergelijken met de tegenwoordige klimaatopwarming. Wijnbouw en perzikteelt waren mogelijk tot in Engeland en de Nederlanden; Groenland en Newfoundland werden na het jaar 1000 door de Vikingen via IJsland deels gekoloniseerd. De kleine Ijstijd deed deze expansie in de vijftiende eeuw weer teniet.

Tijdschriftenbank Zeeland

Nehalennia | 2011 | | pagina 18