Aflevering 174 winter 2011
Flakkees in Zeeland
Adri Moelijker
Geboren en getogen in Bruinisse, kan
ik me vanuit mijn kinderjaren niet
herinneren iets anders om me heen
te hebben gehoord dan Bruus. De
bevolking was redelijk homogeen en
wat er - meestal in de regionen van
bestuur, onderwijzers en predikanten
- aan import bijkwam paste zich na
één generatie perfect aan aan het
bestaande dialect. Wel waren er enkelen - uit de gegoede stand - die tegen
hun kinderen geen dialect spraken. Zij 'deden praten'Maar zulke mensen
waren hoogmoedig. Die hadden 'een aer' in dr neuze'.1 Dat er ook andere
dialecten waren besefte je niet. Maar na de Ramp verbleven er wat mensen
uit Oosterland tijdelijk in Bruinisse en een van hun kinderen mocht met de
beer van een Bruus kind spelen. 'Je mah wè mee ter beer, mè nie mee ter
bièr spele', hoorde ik de Bruse moeder met een twinkeling in haar ogen
zeggen. Hier was een moment van onderscheid dat me is bijgebleven:
Oosterlands leek wel veel op Bruus, maar was toch kennelijk anders.
Minderheidspositie
Op de middelbare school in Zierikzee ging je beseffen dat het Bruus maar
een minderheidspositie innam in de dialecten van Schouwen-Duiveland. Het
had een ander accent, werd wat knauwerig uitgesproken, het werkwoord
hebben had een andere grammatica, enkele klinkers waren in de overige
Schouwse dialecten tweeklanken. Maar hoe dat zo gekomen was, was een
raadsel. Bruinisse was evenals Arnemuiden, Westkapelle en Ouddorp wat
geïsoleerd geweest in het verleden en dan zie je nog al eens bijzondere
dialecten. Zo was de gangbare verklaring.
Tot ik begin jaren tachtig aan een middelbare school in Middelharnis
ging werken en met het Flakkees in aanraking kwam. Eerst was er veel'
herkenning, maar langzamerhand merkte ik dat er toch veel verschillen
waren met het Schouws. De in het Zeeuws weggevallen 'h' had zich hier
gehandhaafd. De verandering van g naar h had hier niet plaats gevonden.
Er waren verbindingen met de dialecten van Voorne-Putten en Hoekse
Waard (speule, veul). Maar wat ik nooit heb kunnen imiteren was die iets
verschoven klinkerdriehoek.2 Zeeuwen noemden Flakkee het land van de
'Hage Bamen'. Natuurlijk was dat wat overdreven, maar het gaf goed weer
dat het anders was dan 'oahe boamen'. Die 'ao' van haog is voor een Zeeuw
niet na te bootsen. Nog gevoeliger lag het met de 'fits van m'n modder'. Dit
was echt een schibboleth. Ik heb het tig keer geprobeerd, maar het lag of
te dicht bij wat ik hier neerschreef öf gewoon bij de fiets van m'n moeder.
Soms lag er zelfs een misverstand op de loer. Een loodgieter moest eens
iets repareren in de badkamer en had het over zijn 'pup'. Nu had hij ook
een hond en ik dacht dat die geworpen had. Dus informeerde ik meelevend
of het er maar één was. 'Nee, die loeaie pup hier', zei hij. 'O, die pupe?' was
mijn reactie.