Aflevering 170 winter 2010 Na de Cosmas- en Damianusvloed van 1509 stelde een regeringscommissie 'vele en diversche groote faulten, abuysen ende gebreken' vast in het dijkbeheer, terwijl tegelijkertijd 'die stroomen vele stercker en machteger zijn dan in voirleden tijde' en dat de dijken 'zeere geschoren, gediminueert, vervallen ende gedaalt zijn'. Regeringscommissie Op 5 november 1530 volgde dan de Sint-Felixvioed, waarbij kuststroken van Holland, Brabant en Vlaanderen getroffen werden en bijna heel Zeeland overstroomd werd. Al op 7 november schreef landvoogdes Margaretha van Oostenrijk in een brief aan keizer Karei V over de 'si grant oraige et torment en mer qu'il n'est a croire'. Op 8 november schreef Jan III van Glymes, heer van Bergen op Zoom, aan de landvoogdes dat zowat heel Zeeland was overstroomd en tienduizend noodlijdende mensen een goed heenkomen hadden gezocht op daken van huizen en kerken in afwachting van hun redding. Evenals veel tijdgenoten was hij van mening: 'nous sommes entré en guerre contre Dieu nostre createur qui nous punist'. Wel deed hij een reële en concrete suggestie om duizend tot tweeduizend betaalde pioniers te sturen om samen met de bewoners de getroffen gebieden te herwinnen. Elders in de publicatie wordt dit de meest probate oplossing voor de problemen genoemd, die veel moeite en geld zou hebben bespaard en meer effect zou hebben gesorteerd. Een snel ingestelde regeringscommissie vertrok al op 10 november uit Antwerpen. Onderweg naar Bergen op Zoom werden de drie grote en diepe gaten in de dijk bij Kreke in de Oostwatering van Zuid-Beveland vastgesteld. De daardoor ontstane krachtige dwarsstromen hielden de loop van het Scheldewater tegen. Ook werd het grote gat van Lodijke (tussen Reimerswaal en Yerseke) vastgesteld, waardoor eb en vloed vat kregen op geheel oostelijk Zuid-Beveland. Omdat herstelwerk hier, in tegenstelling tot andere plaatsen, achterwege bleef, voorzag de regeringscommissie een groot gevaar voor het voortbestaan van Reimerswaal. Zoals ook Antwerpen deed, meldde de heer van Bergen verscheidene schepen met levensmiddelen naar Reimerswaal en andere getroffen plaatsen te hebben gestuurd. Ook de nieuwe landvoogdes Maria van Hongarije stelde zich energiek op. Maar er werden bureaucratische en tijdrovende pistes gevolgd: commissies, visitaties en vergaderingen volgden elkaar op. Ongewoon en nieuw was wel de bereidheid van de centrale regering te Brussel om geldstromen voor het herstel van de dijken vrij te maken. Dat betekende in de praktijk dat kapitaalkrachtige kooplieden in Antwerpen bereid gevonden moesten worden kapitaal in herdijkingsprojecten te steken. In 1531 en 1532 zou er voor de herstelwerken op Zuid-Beveland door de regering in Antwerpen 600.000 gulden geleend worden. Nieuwe commissie! Op 14 februari 1532 stelde een onderzoekscommissie voor in de eerste plaats de Zuidwatering van Zuid-Beveland te herdijken. Zeer globaal omvatte die de hedendaagse gemeente Reimerswaal, ofwel de flessenhals van Zuid-Beveland. De Oostwatering omvatte grosso modo het huidige Oosterscheldebekken ten oosten van Yerseke. Het nieuwe gevaar werd

Tijdschriftenbank Zeeland

Nehalennia | 2010 | | pagina 29