Aflevering 170 winter 2010 over de eigen inkomsten, middelen en bezittingen van het Godshuis en zijn bewoners. Het droeg zorg voor het onderhoud van de gebouwen en verpachtte jaarlijks de huizen en landerijen die het bezat. Het zorgde voor het welzijn van de bewoners en sloot jaarlijks contracten af voor de leverantie van brood, vlees, groente en andere levensbehoeften. Het stelde het huishoudelijk reglement vast en sanctioneerde bewoners die zich daar niet aan hielden.56 De binnenvader en binnenmoeder waren belast met het dagelijks huishoudelijk beheer en werden op voordracht van het bestuur door de gemeenteraad benoemd. Beiden moesten lid zijn van een protestants kerkgenootschap en bij hun benoeming niet ouder dan respectievelijk 55 en 50 jaar. Ze hadden vrije kost, inwoning, vuur, licht, geneeskundige hulp en medicijnen.57 Na 1954 werden hun plaatsen ingenomen door een directrice.58 Tot slot kan nog vermeld worden dat in maart 1833 de boekhouder wegens verduistering van zeshonderd gulden op staande voet werd ontslagen.59 Gealimenteerden In het Godshuis werden in de gemeente geboren weeskinderen opgenomen of van wie de langstlevende ouder in Veere woonachtig was geweest. Kinderen tot zes jaar werden in pleeggezinnen geplaatst. Bij het bereiken van de meerderjarige leeftijd (23 jaar) mocht een kind het tehuis verlaten en kreeg een uitzet mee. Volgens de verordening uit 1860 bestond deze Regenten, binnenvader en -moederen boekhouder van het Godshuis ca. 1937. Zittend v.l.n.r. mevr. E. v.d. Have-Adriaansen binnenmoeder 1927-1954), W Kasse (regent 1933-1948), mevr. EP. ten Klooster- Gerrits (regentes 1930-1940). Staand: L.C. v.d. Have (binnenvader 1927-1947), S. Kodde (regent 1935- 1946), M. Repko (boekhouder 1935-1951) en M. Caljouw (regent 1936-1950) (collectie J.H. Midavaine).

Tijdschriftenbank Zeeland

Nehalennia | 2010 | | pagina 12