Aflevering 170 winter 2010 'curiositeiten' op 29 oktober 1811 door notaris Jacobze bij opbod zijn verkocht.36 De 71-jarige Henrietta overleed in november 1812.37 Zij was geen eigenaar van het huis, want Daniel, die getrouwd was met Elisabeth Johanna Westerwijk Forsborgh, had het na het overlijden van zijn schoonvader op 21 augustus 1782 op een veiling in de Campveerse Toren gekocht.38 Volgens de koopakte had hij er S 66 Vlaams voor betaald. Op 13 april 1813 werden de meubels van Henrietta in opdracht van haar zus Johanna uit den Haag door notaris Jacobze geveild en kwam het huis leeg te staan.39 Vervolgens werd het op 31 juli 1813 door het timmermans- en metseiaarsbedrijf van Paulus van Oosten en de erven van Nicolaas Moser samen met een huis in de Lange Oudestraat (wijk C nr. 42) gekocht voor drieduizend gulden.40 In een lijst met huizen in de stad uit 1814 lezen we dat het pand leeg staat en gedeeltelijk door de Fransen is gesloopt.41 Ook hebben zij het lood gestolen, dat na de verkoop in 1819 opnieuw moest worden aangebracht. De firma van Paulus van Oosten en de erven van Nicolaas Moser heeft het huis waarschijnlijk gekocht als belegging, met de bedoeling het op te knappen en met winst te verkopen. Daar is echter de eerstkomende tijd niets van gekomen omdat er door de economische crisis na de Franse Tijd een groot overschot aan huizen was. Hoewel het pand ook aantrekkelijk was om het te slopen, hebben ze dat niet gedaan. Het bleef leeg staan totdat het bestuur van het Arm-, wees- en gasthuis het in 1819 kocht ter vervanging van het in slechte staat verkerende gebouw in de Warwijksestraat. Armenzorg In de Middeleeuwen werden zieke en arme poorters in Veere opgenomen in het gasthuis. Dit stond tegenover het Clarissenklooster even buiten de Zandijksepoort aan de Veerseweg.42 In die tijd hielden drie instellingen zich in de stad met de armenzorg bezig. Na de hervorming gingen deze samen in de 'Vereniging van gasthuis- en heilige geestarmen'.43 In de strijd tegen de Spanjaarden in 1572 zijn het klooster en het gasthuis verwoest, waarna de bewoners van het gasthuis tijdelijk onderdak kregen in het huis Laterdale (het vroegere slot Magdalon) op de hoek van de Wagenaarstraat en de Baljuwstraat.44 Nadat prins Maurits dit huis op 25 mei 1587 van het stadsbestuur had gekocht om het tot een prinsenhof te verbouwen, moesten de bewoners het weer verlaten. Twee huizen in de Wijngaardstraat werden hierop door het armbestuur aangekocht en ingericht tot een nieuw gasthuis.45 Omdat het al spoedig te klein werd, begon men in 1594 met de bouw van het nieuwe Arm-, gast- en weeshuis in de Warwijksestraat. Dit kon pas gebeuren nadat de oude Warwijksepoort was gesloopt en de steen ervan werd in het nieuwe gebouw verwerkt.46 De financiering werd mogelijk gemaakt door de opbrengst van een loterij, een afgesloten lening en de verkoop van de twee huizen in de Wijngaardstraat.47 In 1818 klaagde de vader van het gesticht bij het armbestuur dat 'alzoo er geen een locaal in het zelve meer is daar met den minsten regen kan droog gezeten worden, de glaze ramen genoegzaam overal zijn gebroken en uitgewaayd, zoo dat de inwoonders niet meer voor koude of wind kunnen bevrijd worden, ja zoo er niet in voorzien word voor den aanstaanden winter het dan niet mogelijk meer is dat dit gesticht bewoond word'.™ De stadsfabriek (gemeentewerken) stelde hierop een onderzoek in, waaruit bleek dat het gebouw zo slecht was dat een ander onderkomen moest worden gezocht.49

Tijdschriftenbank Zeeland

Nehalennia | 2010 | | pagina 10