VARIA Aflevering 169 najaar 2010 van het dorp naar het centrum en dan naar het kerkhof, dat veel dichter bij het sterfhuis lag en waar een kortere route heen voerde. In mijn jeugd liep er voor de begrafenisstoet uit, altijd een politieman met zijn fiets aan de hand. De bedienaar bracht in enkele straten rondom het sterfhuis kaartjes rond met de aankondiging van het overlijden. Rinus Willemsen Kroniek uit het land van de zeemeermin De Vereniging Stad en Lande van Schouwen-Duiveland heeft al sinds 1976 de goede gewoonte om jaarlijks een kroniek met artikelen over dit noordelijkste Zeeuwse eiland uit te geven. Veelal over onderwerpen, die met het verleden te maken hebben. In 2009 voor de vierendertigste keer. De redactie van de Kroniek heeft op haar beurt de goede gewoonte om elk jaar een artikel op te nemen dat op een of andere manier het dialect van Schouwen-Duiveland belicht. In de editie van 2009 was dit gekoppeld aan een beschrijving van drs. Rob C. van Leeuwen over de legendarische hoofdredacteur van de Zierikzeesche Nieuwsbode, M.J. (Tinus) Bij de Vaate (1920-1982). Tinus Bij de Vaate had de gewoonte om wekelijks in 'zijn' krant een column in dialect te schrijven onder het pseudoniem Eilandman. Na het gereed komen van de Grevelingendam en de Zeelandbrug werd dit (Schier) Eilandman. De heer Van Leeuwen belicht in deze terechte ode aan Tinus Bij de Vaate een drietal columns van diens hand en analyseert daarbij het gebruikte dialect. Bij deze analyse wil ik graag de volgende opmerkingen maken. Allereerst mis ik de constatering dat Bij de Vaate zich bedient van het stads-Schouws, het dialect dat alleen in Zierikzee werd (wordt?) gesproken. Het duidelijkst komt dat naar voren bij het gebruik van de voltooid deelwoorden: de begin-g werd in Zierikzee duidelijk uitgesproken, terwijl die op het Schouwse platteland totaal werd weggelaten (geloape/eloape, gedae/edae). Daarnaast kwam ik de woorden 'kippen' en 'gras' tegen. Duidelijk Zierikzeese woorden. In de rest van Schouwen-Duiveland sprak men enige tientallen jaren geleden nog over 'oenders' en 'gos'. Bij Van Leeuwens verklaring van een aantal dialectwoorden komen mijns inziens twee onjuistheden voor. Met het woord 'peeën' wordt heel duidelijk 'suikerbieten' bedoeld. Een winterwortel heet in het S&D-dialect 'paerepee'. Verder kennen we nog het woord 'mangels' voor voederbieten en 'hele peetjes' voor worteltjes. 'Vosse kaontjes' waren geen 'reepjes uitgebakken spek', zoals Van Leeuwen zegt, maar waren bij ons thuis vroeger op de slachtdag de restanten die overbleven als het darmvet van het varken was uitgebakken. Het vrijkomende vet heette 'reuzel' en de vleesachtige resten waren de 'kaontjes'. Ze werden op de boterham gegeten, overgoten met stroop. Erg ongezond, maar heel lekker! Ik heb het Woordenboek der Zeeuwse Dialecten er nog eens bij gepakt en dat geeft Van Leeuwen gelijk. 'Reepjes uitgebakken spek' waren bij ons echter 'hebakke spekjes' en 'kaontjes'

Tijdschriftenbank Zeeland

Nehalennia | 2010 | | pagina 59