4 Aflevering 169 najaar 2010 de zestiende eeuw, maar pas in de zeventiende eeuw zetten de eerste Zeeuwen voet aan wal in de Nieuwe Wereld. Handel, meestal indirect met Nieuw-Amsterdam nam het grootste deel van de betrekkingen voor zijn rekening. Toen de onafhankelijkheidsstrijd van de Verenigde Staten in 1776 begon, bleef dat in Zeeland niet onopgemerkt. De meest intensieve periode van contact lag tussen 1845 en 1920 toen tienduizenden emigranten de provincie verlieten om zich in Amerika te vestigen. Zeeuwse betrokkenheid bij de exploratie van Amerika De eerste Zeeuw die persoonlijk belang kreeg met het Amerikaanse continent was Adolf van Bourgondië, heer van Veere. Hij had Karei V in 1517 begeleid naar Spanje en kreeg drie jaar later als dank het eiland Cozumel voor de Mexicaanse kust bij Yucatan cadeau. Het duurde even voordat hij zijn cadeautje kon bekijken. Pas in 1527 had hij de middelen om twee galjoenen uit Veere uit te rusten om het eiland te bezoeken. Inmiddels was het politieke tij gekeerd en was de steun aan het Spaanse hof voor deze onderneming, die mogelijk tot kolonisatie zou leiden, omgeslagen. De schepen keerden terug uit Spanje zonder het bezit aanschouwd te hebben. 'Amerika' bleef nog een tijd lang een verre belofte.1 Zeeuwse kooplieden hadden aanvankelijk meer belangstelling voor de handel op Indië dan op de West, maar kregen in de zeventiende eeuw ook de smaak van het Noord-Atlantisch en Caribisch gebied te pakken. Al in 1599 vroeg de Middelburgse burgemeester Adriaen ten Haeff geld aan de Staten van Zeeland om een ontdekkingsreis naar Amerika uit te rusten. In april 1609 zond de Verenigde Oost-Indische Compagnie de Engelse kapitein Henry Hudson met de Halve Maen op een reis om via de noordelijke ijszee een doorgang naar Azië te vinden. Deze poging was al een paar keer eerder ondernomen, onder andere door Willem Barentsz die in 1596 gedwongen was om te overwinteren op Nova Zembla. De Zeeuwen waren niet onverdeeld positief over de VOC, omdat ze zich dan aan vaste regels moesten houden. Anderen vonden de onderneming te riskant. Maar Hudson vertrok, probeerde het via de pool, waar hij op ondoordringbaar ijs stuitte. Gedwongen door zijn bemanning koerste hij naar het zuiden langs de Amerikaanse oostkust. De geleerden van die tijd dachten dat de aarde veel kleiner was en dat Noord-Amerika maar een smalle landstrook was waarachter de Stille Oceaan een verbinding met Azië op zou leveren. Hudson voer begin september de rivier op die later zijn naam zou dragen en zag dat dit een prachtige natuurlijke haven was, vlakbij het eiland Manhattan. Nadat hij merkte dat de rivier niet de doorgang tot Azië bood keerde hij terug naar Europa, werd door de Engelsen aangehouden, maar wist met zijn verslag de bewindvoerders van de VOC in Amsterdam te bereiken. De berichten over de prachtige natuurlijke haven die hij had gevonden, de vruchtbare grond en de handelsmogelijkheden in dit deel van de Nieuwe Wereld - vooral de handel in beverbont - overtuigden individuele reders en kapiteins om hun geluk hier te beproeven. Deze handelaren bouwden in 1614 een eerste fort (Nassau) bij Albany en trokken de eerste kolonisten, die ze 'coloniërs' noemden, aan. Nadat de kolonisten daar verzeild waren geraakt in de strijd tussen indianenstammen, trokken ze zich terug op het eiland Manhattan, waar

Tijdschriftenbank Zeeland

Nehalennia | 2010 | | pagina 6