Aflevering 169 najaar 2010
vroegmoderne bronnen buitenlandse namen en begrippen veelal in de
eigen taal weergegeven, in dit geval is de Nederlandse naam Witte Leeuw
verengelst tot White Lion.
Allereerst is er in deze jaren in Zeeland geen Engels schip genaamd
White Lion of een Engelse kapitein met de naam Jope geweest. Dit kan
met een grote mate van zekerheid worden gesteld, omdat in Zeeland een
belasting werd geheven op alle buitenlandse schepen: het zogenaamde
ankerariegeld. De registers van deze belasting zijn bewaard gebleven en in
de jaren 1616 tot en met 1619 wordt geen melding gemaakt van een White
Lioneen Witte Leeuw, of een schipper genaamd Jope.15
Daarnaast is er in Engelse bronnen sprake van een 'man of warre of
Flushing' in het bezit van een commissie van Prins Maurits, maar de
twee instanties die een dergelijke commissie- of kaperbrief in Vlissingen
konden uitgeven - stadhouder Maurits van Nassau (1567-1625) en het
Admiraliteitscollege in Zeeland - hebben een dergelijke commissie aan
schipper Jope, of het Engelse schip White Lion, niet verleend.16
Ten slotte heeft er geen rechtszaak in Engeland plaatsgevonden, waarbij
een schip genaamd White Lion was betrokken. De eigenaren van andere
Engelse schepen die werden verdacht van zeeroof, zoals de Treasurer en
de Neptune, werden wel gedaagd voor de High Court of Admiralty, maar
geen White Lion. Overigens is er in januari 1621 wel een Spaans schip in
Plymouth kortstondig aan de ketting gelegd, omdat het door het Zeeuwse
schip Witte Leeuw in West-Indië was genomen.17
De Witte Leeuw
Begin augustus 1619 verleende Prins Maurits een commissie aan schipper
Andries Veron van de Witte Leeuw (zie de bijlage). Het schip was eigendom
van de Zeeuwse kooplieden Geleyn Adriaensz Boer, burgemeester van
Vlissingen, Samuel Veron en Jacques L' Heremite. Het schip kreeg het recht
om naar West-Indië te varen. Op grond van de resolutie van 24 maart 1611
van de Staten-Generaal mocht Andries Veron geweld gebruiken tegen de
onderdanen van de koning van Spanje en hun bondgenoten indien zijn
schip werd aangevallen. Op 19 augustus 1619 legde schipper Veron volgens
de commissiebrief voor het Admiraliteitscollege in Zeeland de eed af.
Over de activiteiten van de Witte Leeuw in West-Indië is weinig bekend. Op
18 januari 1621 overhandigde Jacob Simonsz Schotte, burgemeester van
Middelburg en gedeputeerde ter Generaliteit, aan de Staten-Generaal drie
Spaanse brieven die recent waren buitgemaakt. Drie dagen later werd de
ambassadeur, die op het punt stond om naar Engeland te vertrekken, gelast
zich in te spannen om een door de gouverneur van Plymouth in beslag
genomen schip vrij te krijgen. Dit schip, de Nostra Seignora del Candelaria,
behoorde toe aan Samuel Veron cum suis, allen kooplieden te Middelburg,
en was met wijn van de Canarische Eilanden geladen. Het schip was door
Andries Veron vijftig mijl te zuiden van Havana genomen, toen de Witte
Leeuw door drie Spaanse schepen werd aangevallen. De Nostra Seignora
del Candelaria werd in Plymouth vrijgegeven en arriveerde eind januari
in Zeeland. Op 26 januari, 23 en 30 maart 1621 vond de veiling plaats van
schip en lading. De opbrengst bedroeg 2.667 16.002). Op 15 mei 1621
verklaarde het Prijzenhof van het Admiraliteitscollege in Zeeland de Nostra
Seignora del Candelaria tot goede prijs.18
Hierna verdwijnt de Witte Leeuw uit beeld. Met Andries Veron loopt het