Aflevering 169 najaar 2010
Enter on the credit side the receipt of 8.657,875 pesos paid by Manuel
Mendes de Acunha, master of the ship San Juan Bautista, on 147 slave
pieces brought by him into the said port on August 30, 1619, aboard
the frigate Santa Ana, master Rodrigo Escobar. On the voyage inbound,
Mendes de Acunha was robbed at sea off the coast of Campeche by
English corsairs. Out of 350 slaves, large and small, he loaded in said
Loanda (200 under a license issued to him in Sevilla and the rest to be
declared later) the English corsairs left him with only 147, including 24
slave boys he was forced to sell in Jamaica, where he had to refresh, for
he had many sick aboard, and many had already died.12
Deze nogal zakelijke mededeling roept twee vragen op. Allereerst is er
sprake van twee Engelse kapers. Sluiter meent echter dat het hier om
de Treasurer en 'a Dutch man of War' handelt. Ten tweede dat de kapers
slechts een deel van de menselijke lading hebben meegenomen. Waarom
niet de hele lading?
Het antwoord op deze laatste vraag is vrij simpel: voor de Engelsen
en Nederlanders bestond er nog nauwelijks een markt voor Afrikaanse
slaven. In tegenstelling tot het Iberisch schiereiland kenden Engeland
en Nederland geen slavernij. Toen in 1596 een groep van ruim honderd
Afrikaanse slaven, gekaapt van een Portugees schip, in Middelburg als buit
aan land werd gebracht, wist men zich geen raad. De Staten van Zeeland
verboden de verkoop van de Afrikanen. De Afrikanen werden vrijgelaten en
waarschijnlijk aan hun lot overgelaten.13
In de Engelse en Nederlandse nederzettingen in de Nieuwe Wereld bestond
er al wel vraag naar slavenarbeid, zoals blijkt uit de gebeurtenissen rond
de Treasurer in Virginia en Bermuda. Maar de Engelsen en Nederlanders
bezaten toen slechts een paar kleine nederzettingen. De vraag naar
slavenarbeid zal er gering zijn geweest. Maar omdat er in deze jaren geen
sprake was van Nederlandse of Engelse trans-Atlantische slavenhandel,
moeten de slaven in deze koloniën wel afkomstig zijn geweest van gekaapte
Portugese en Spaanse schepen. De gebeurtenis in Virginia in 1619 is
hiervan een vroeg voorbeeld.
De White Lion
Journalist Tim Hashaw heeft uitgebreid onderzoek gedaan naar de White
Lion en hij meent dat:
Captain Jope, the so-called Dutch mystery man inn John Rolfe's famous
letter, and called "Flemish" in a letter that John Pory wrote to sir
Dudley Carlton, in fact came from Merifield in Stoke Climsland Hundred.
a Calvinist minister, in 1619 thirty nine-year old Reverend [John
Colyn] Jope commanded the 140-ton White Lion sailing out of Plymouth,
England, and Flushing, in the Netherlands Captain Jope, with a
crew of eighty men, set sail in the White Lion for the West Indies with a
letter of marque from the Protestant Dutch Prince Maurice, 14
Om drie redenen kan deze White Lion niet de 'man of warre of Flushing'
zijn geweest die de eerste Afrikaanse slaven in Virginia heeft afgeleverd.
Waarschijnlijk is Hashaw op het verkeerde spoor gezet omdat er in
de Engelse bronnen sprake is van een White Lion, maar nu worden in