Aflevering 169 najaar 2010
11
koninkrijk te behouden. Ook in de jaren daarna observeerde de gouverneur
dat de emigratie de bevolking deed afnemen.
Dat hij bezorgd was kwam vooral door de omslag, omdat voor het eerst na
de Franse tijd een ruim vertrekoverschot zichtbaar werd. Op elke duizend
inwoners vertrokken er vier meer dan er binnenkwamen. Dat getal ging
nog verder omhoog tussen 1870 en 1890 naar bijna 10 op de duizend.
Sommige dorpen zoals Borssele en Yerseke verloren twintig procent
van hun bevolking. Deze trend van trage groei zette zich in de twintigste
eeuw voort. Nederland groeide van 5 naar 15 miljoen tussen 1900 en 2000,
dus een verdrievoudiging, Zeeland van 217.000 naar 370.000, nog geen
verdubbeling. Zeeland had, samen met Drenthe, het laagste groeicijfer van
alle provincies.
Emigratie is stemmen met de voeten. Het is een helder signaal dat mensen
de toekomst in het eigen land somber inzien. En in zowel halverwege
de negentiende als in het midden van de twintigste eeuw waren de
vooruitzichten donker. Tot 1840 was Nederland een immigratieland
geweest dat vooral Duitsers aantrok op zoek naar (seizoens)werk of
een baan in de scheepvaart. In de negentiende eeuw verschoof de
migratiebalans. Het platteland kon de bevolkingsgroei niet opvangen en
industrialisering liet nog op zich wachten.
Negentig procent van de emigranten trok naar Amerika, waar land
goedkoop en arbeid goedbetaald werd, de rest naar Zuid-Amerika,
Zuid-Afrika en Nederlands-Indië. Zeeland voerde de rangorde van
emigratieprovincies aan. 32.000, ongeveer zestien procent van alle
Nederlandse emigranten, kwam uit deze provincie, terwijl Zeeland
maar een aandeel van 4 procent in de Nederlandse bevolking had. De
emigratie was niet gelijkelijk over de provincie verdeeld. Tot aan de Eerste
Wereldoorlog lag het zwaartepunt van de emigratie in Zeeuws-Vlaanderen.
Van de ruim zevenduizend Zeeuwen die tussen 1900 en 1910 naar Amerika
trokken kwamen er bijna vierduizend uit Zeeuws-Vlaanderen.
In de negentiende eeuw ontstond er in Zeeland, misschien wel sterker
dan in enige andere provincie, een emigratiecultuur. De combinatie
van contacten, verhalen en netwerken hielden een cultuur in stand, die
emigratie als reële optie aanbood. Als de toekomst er somber uitzag, lagen
er kansen om opnieuw te beginnen.
Dankzij Zeeuwse gemeenschappen in Michigan en Iowa lagen er
verbindingslijnen gereed om zonder al te veel problemen naar de
overkant te gaan. Vooral in het dorp Zeeland, in de stad Grand Rapids, in
Kalamazoo, alledrie in Michigan. Ook aan weer een overkant, dit keer van
het Michiganmeer in Oostburg en Cedar Grove, en zelfs in New Jersey en
Long Island bij New York ontstonden Zeeuwse gemeenschappen vanaf
het midden van de negentiende eeuw. De kerkelijke afscheiding van de
Hervormde Kerk leverde capabele leiders, die een hechte vrij homogene
groep met gedeelde idealen naar nieuwe gebieden begeleidden en stabiele
gemeenschappen vormden.
Hoewel aanvankelijk religieuze idealen de vorm bepaalden van de
Nederlandse kolonies in Amerika, was het daarna steeds de economie die
de emigratiegolven aanwakkerde. De landbouwcrisis, mechanisatie, gebrek
aan innovatie lieten steeds de stroom weer aanzwellen.
Eenzijdige afhankelijkheid van de landbouw en ook nog daarbinnen van