Aflevering 169 najaar 2010
9
op 19 april 1782 tot het besluit van de Staten-Generaal in Den Haag om
John Adams als Amerikaanse gezant te aanvaarden. Daarmee erkenden
ze ook zijn onafhankelijke natie, waarmee op 8 oktober 1782 een Tractaat
van Vriendschap en Commercie werd gesloten. Zeeland stemde met beide
zaken in.
Dat Amerika onder kooplieden populair was blijkt ondermeer uit de naam
van een Vlissingse herberg De Americaansche vlag. Die herberg lag in de
Palingstraat, midden in de bedrijvige havenwijk van Vlissingen. Ook toen
dit pand allang weer een gewoon woonhuis werd, bleef de naam tot zeker
1822 bewaard.12
Herberg 'De
Americaansche Vlag'
aan de Palingstraat
in Vlissingen (coll.
Gemeemtearchief
Vlissingen
Belangstelling voor Nederlands erfgoed
in Amerika begint in Zeeland
Ook al weerhielden de handelsbelangen
de Zeeuwen van al te groot enthousiasme
voor de jonge Republiek, de regenten in
Zeeland bekeken het proces van politieke
vernieuwingen in Amerika en de groei
van de democratie met belangstelling en
benutten hun kennis om de historische
banden tussen Nederland en Amerika op
te diepen.
De persoon die aan het eind van de
Nederlandse en het begin van de
Amerikaanse Republiek de meest
gevarieerde Amerikaanse contacten was
Nicolaas Cornelis Lambrechtsen (1752-
1823). Hij was bevriend met de Zeeuwse
elite, zoals Lampsius en Van de Perre,
en met vooraanstaande Nederlandse
patriotten zoals Joan Derk Van de
Capellen tot den Pol, Rogier Gerard van
Polanen (die getrouwd was met een nicht
van Lambrechtsen) en Francis Adrian
van der Kemp, die in 1788 naar Amerika
emigreerde.
De gematigde patriot Lambrechtsen
was als tweede pensionaris van de stad
Vlissingen aan een indrukwekkende
loopbaan begonnen en bekleedde tal van
provinciale functies (belastingontvanger, opziener van allerlei onderwijs-
en zorginstellingen), waardoor hij een gerespecteerd burger was, al
maakte hem dat ook kwetsbaar tijdens politieke omwentelingen. In 1787
verhuisde hij naar Middelburg toen hij als pensionaris van Vlissingen
was ontslagen en bedreigd. Die verhuizing onderbrak, maar beëindigde
zijn carrière niet. Zijn ambteloze periode benutte hij om aanvullingen
te leveren aan Jan Wagenaars standaardwerk, Vaderlandsche Historie.
Daarna leidde zijn advieswerk voor de afwikkeling van de zaken van de
opgeheven West en Oost-Indische compagnieën hem de archieven in. In
1801 werd hij 'Commissaris van de Americaanschen Raad te Middelburg',
voor een tractement van f 3000 per jaar. Deze voorloper van het ministerie