6
Aflevering 168 zomer 2010
Lage eindladingwaarde
Van tien reizen van de Aerdenburgh is de samenstelling en de meegebrachte
geldelijke waarde van de goederenlading bekend. Dat wil zeggen de waarde
op de plaats van aankomst. Deze eindladingwaarde was doorgaans een stuk
hoger dan de ladingwaarde in de havenstad waar de reis begonnen was. In
de havens tussen de vertrek- en aankomstplaats werden zowel goederen
gelost als geladen, maar meestal liep de lading in waarde op.
Voor de Aerdenburgh weten we dat slechts van een reis zeker, namelijk
die van de hieronder besproken reis van voorjaar 1680. Die reis startte in
Bengalen met een totaallading van f 24.400,-. De uiteindelijke loswaarde in
Batavia bedroeg bijna het zesvoudige: met zijn bijna f 140.000,- was het,
voor zover ons bekend, de reis met de hoogste waarde van de eindlading.
Daarmee bleef hij overigens nog ver onder de gemiddelde vrachtwaarde
van andere VOC-schepen op hun eindbestemming. In 1670-1680 lag dat
bedrag op f 280.000,- per schip, aangekomen in Batavia en f 171.000,-
voor een schip, aangekomen op Ceylon. Tussen 1680 en 1690 waren deze
bedragen opgelopen tot respectievelijk f 316.000,- en f 332.000,-. Voor twee
andere bestemmingen die de Aerdenburgh dat decennium frequenteerde
golden nog aanzienlijk hoger ladingwaarden: voor de Coromandel
f 368.000,- en voor Bengalen (samen met China het meest winstgevende
handelsgebied voor de VOC) zelfs f 481.000,-.18
Productsamenstelling
Vanwaar die lage eindladingwaarde van de Aerdenburgh! Aan de grootte
van het schip zal het niet hebben gelegen: het wordt 'een clouck ende
ruym schip' genoemd - en terecht, gezien de afmetingen.19 Ook snelheid of
traagheid zal geen rol gespeeld hebben, want, zoals hierboven al is gesteld,
bij het kostenrendement werd vooral gekeken naar behoud van de lading.
Over een andere mogelijke oorzaak, het aantal koppen, minimaal benodigd
om het schip te varen, weten we helaas niets; de personeelskosten zijn
dus onbekend. Tot slot is er als eventuele verklaring voor de laaggeldelijke
waarde de conditie van het schip.
Een mogelijke aanwijzing met betrekking tot laatstgenoemd aspect
is de samenstelling van de lading. Deze bestond uit een veelheid aan
producten, zoals tin, koper, salpeter, ivoor, hoorn, hout en rijst. Niet strikt
genoemd, maar wel voor de handliggend zijn textielstoffen, gegeven de
gespecialiseerde havens die het schip aandeed: Surat, Tuticorin, Hugli. Al
deze goederen waren bestemd voor Aziatische markten (al kunnen stoffen,
sits, ook naar Europa geëxporteerd zijn). Dat gold ook voor amfioen-opium,
olifanten, ropia's, rijksdaalders en 'schenkagies'. Opvallend is voorts dat
slechts één keer een specerij wordt genoemd, kaneel. Dit was ongetwijfeld
bedoeld om door retourschepen meegenomen te worden naar Europa. Dat
is ook het geval voor indigo: niet genoemd, maar een reële veronderstelling
als product uit Surat en eveneens bestemd voor de Republiek.
De waar die de Aerdenburgh vervoerde lijkt met andere woorden in
geringe mate te hebben bestaan uit hoogprofijtelijke specerijen en andere
winstgevende waar voor Europa, maar des te meer uit massagoederen:
grondstoffen, halfproducten, textiel en reguliere voedingswaar, grotendeels
voor transito en doorverkoop in Aziatische havens. Producten dus met
een bulk- en basiskarakter en een navenante bulk- en basisprijs. Het
waarschijnlijke gevolg: een relatief geringe opbrengst.