Aflevering 167 voorjaar 2010
5
Detail van Philips
van Macheren, 'De
Rede van Veere',
1651, met vooraan het
fluitschip De Posthoorn
Stadhuismuseum De
Vierschaar, Veere).
Bewapening
Fluiten van een grootte en functie als de
Aerdenburgh hadden gewoonlijk minimaal
18 voorgeschreven geschutstukken (althans
als ze naar Indië voeren): aan beide boorden
vijf op het verdek (drie bij de bak, twee bij
de stuurplecht) en vier op de overloop. Het
waren acht gietijzeren kanons waarmee de
geschutsploeg twaalfpondsballen afschoot,
acht kanons voor zesponders en twee
drieponds-kanons. Op De Posthoorn uit 1651
is dit alles goed te zien. Gewoonlijk waren de
benedendekse kanons zwaarder dan die op het
bovendek.
Naar de Oost uitvarende schepen moesten 'in
tyden van oorlogh met meerder[e] en swaarder
canon werden voorsien, als in vredige tyden.'
Op het moment dat de Aerdenburgh uitvoer was
het land in oorlog: met Frankrijk; met de drie
overige wederpartijen Engeland en de Duitse
bisdommen Keulen en Münster was in 1674
vrede gesloten. Het schip zal dan ook wel met meer 'stucken' beveiligd
en de standaard-3000 pond buskruit bevoorraad zijn geweest. De Staten-
Generaal bepaalden dat fluiten als de Aerdenburgh daarenboven 'behoren
door andere [schepen] geconvoyeert te werden.'13
Directe bezending
De bronnen laten helaas geen volledige beschrijving van alle tochten
van de Aerdenburgh in dienst van de VOC toe. Van sommige jaren is
de informatie bijzonder schaars. Van andere, 1675-1676, 1684-1685 en
vooral van 1680, weten we voldoende voor een enigszins gedetailleerde
reisreconstructie.
Over de eerste drie jaar is niets bekend. Meer weten we van de reis naar
de Oost in 1675-1676. Op 15 augustus 1675 voer het schip de Wielingen uit
met als bestemming Tuticorin, een handelspost in Zuid-lndia (augustus was
in het laatste kwart van de zeventiende eeuw overigens geen gebruikelijke
maand om te vertrekken1,1). De tocht van de Aerdenburgh is een voorbeeld
van een zogeheten 'directe bezending': rechtstreeks van de Republiek naar
een haven in Azië buiten Batavia. Toen het schip uit de Wielingen vertrok
was die praktijk nog geen tien jaar oud: voordien gingen alle schepen eerst
naar Batavia en werden pas daarna en vandaar naar andere Aziatische
havens gevaren.15
De Aerdenburgh was een van de dertien schepen die de Kamer van Zeeland
dat jaar uitzond naar de Oost. Zoals gezegd reisden 100 'koppen' mee.16
Met dit aantal bleef het ver onder het reizigersgemiddelde per tocht naar
de Oost. Dat bedroeg tussen 1670 en 1680 182 reizigers: scheepslui en
passagiers.17
naar de Oost voer, het ronde getal van 100
zeevarenden.12