Aflevering 167 voorjaar 2010 onszelf, natuurlijk.' Dit antwoord is blijkbaar toch niet helemaal vanzelfsprekend, want de meeste mensen moeten er echt enkele seconden of langer over nadenken: kan het misschien de Nederlandse staat zijn? Of de Nederlandse Taalunie? Of de minister van Binnenlandse zaken? Na een poosje komt men uiteindelijk tot de conclusie dat dit te gek voor woorden zou zijn. De hele vraagstelling is eigenlijk belachelijk, het is bijna net alsof je zou vragen wie de eigenaar van de Nederlandse cultuur is of wie de eigenaar is van het Nederlandse seksleven. De taal heeft dus geen eigenaar. Er is geen overheid of instantie die de taal in eigendom heeft, omdat wij de taal met z'n allen collectief bezitten. Hoe zou zo'n instantie de regels moeten handhaven, zodat de mensen volgens de voorgeschreven regels/wetten praten en schrijven? Wat zou een instantie die over de taal gaat, moeten doen als er mensen zijn die tegen de regels zondigen? Moet de taalpolitie ingrijpen als mensen dulve zeggen in plaats van sloot? Het kan nuttig zijn om te bedenken dat de taal zich duizenden jaren uitstekend gered heeft zonder allerlei instanties en dat de mens op eigen houtje alle voorkomende grammaticale systemen heeft ontwikkeld en alle mogelijke spitsvondige woorden heeft bedacht zonder iemand om permissie te vragen of advies in te winnen. Ondanks het feit dat de taal fundamenteel een levendig en dus een veranderlijk iets is, zien wij de taal tegenwoordig dikwijls als iets rigide, dat gestuurd moet worden door regeltjes en wetten. In de moderne tijd en in een cultuur met een voorliefde voor normen en structuren, heeft de schrijftaal (het Standaardnederlands) in de loop van de laatste tweehonderd jaar een veel hogere status gekregen dan de spreektaal. En de vraag is of dit terecht is. Als je met iemand praat is het verbale slechts een deel van de boodschap die je over probeert te brengen. Men communiceert ook met gebaren, lichaamshouding, gezichtsuitdrukkingen, hard of zachtjes spreken, intonatie, pauzes, benadrukken van bepaalde woorden, toonhoogte. Ja zelfs door soms niks te zeggen kun je boekdelen spreken. Bijna niks van dit alles is weer te geven in de schrijftaal. Van de genoemde uitingen resteert er in de schrijftaal uiteindelijk slechts een handjevol schrijftekens. Een punt betekent een langere pauze, een komma een kortere, een uitroepteken een extra nadruk op een zin, enzovoorts. Spreektaal en de schrijftaal zijn gelijkwaardig, maar ze hebben elk een andere functie en hun eigen terrein. Het dialect is voornamelijk een spreektaal. Het is meteen duidelijk waar het essentiële verschil zit: als Zeeuwse dialectspreker ben je emotioneel verbonden met het gesproken Zeeuws, het is de taal van je vader en je moeder, het is de taal van je hart, van warmte en intimiteit, van je eigen thuis en ook van je verleden. Met het Algemeen Nederlands ben je als dialectspreker dikwijls alleen rationeel verbonden: het is de taal van het verstand, het nut ervan ligt in de maatschappij, buiten de familiekring. Daarom zien sommige ouders het ook als de taal van de toekomst voor hun kinderen en gaan ze ten behoeve van het nut voorbij aan de emotionele en culturele waarden van hun eigen dialect. Derde misvatting Een derde misvatting is dat men zogenaamd netjes moet praten als je buiten de familie of kennissenkring komt, omdat dit zo hoort. Eigenlijk zou het de normaalste zaak van de wereld moeten zijn dat je in Zeeland

Tijdschriftenbank Zeeland

Nehalennia | 2010 | | pagina 36