Aflevering 167 voorjaar 2010
tot dat ze een keer in Holland komen.
Wij van de Zeeuwse Dialect Verênigieng zeggen: doe maar net als onze
gastsprekers, je spreekt je eigen dialect, dat je thuis als kind van je vader
en moeder geleerd hebt, waar dit kan en past (zonder je daarvoor te
schamen), en je spreekt goed Nederlands, zoals je dat op school geleerd
hebt, waar dat nodig is. Op zo een tweetaligheid mag men echt stik
gröös weezeterwijl halftaligheid juist veel minder gunstig is voor de
ontwikkeling van een kind.
Ik zal dat toelichten aan de hand van één algemene stelling en drie
misverstanden.
Stelling: Twitaeligheid is goed voe j'n esses.
Eerste misvatting
De opvatting dat een dialectopvoeding schadelijk zou zijn voor de
ontwikkeling van het kind.
Tweede misvatting
Een tweede misvatting bij verschillende dialectsprekers is, dat een taal van
bovenaf centraal (nationaal) geregeld dient te worden.
Derde misvatting
Een derde misopvatting is dat men (zogenaamd) netjes moet praten zodra
je buiten de familie of kennissenkring komt, omdat dit nu eenmaal zo hoort
Twitaeligheid is goed voe j'n esses:
Aan de Universiteit Basel is er een onderzoek gedaan bij volwassen
personen die drie verschillende talen beheersen. Deze personen werden in
drie groepen opgedeeld:
1) Personen die thuis van kindsaf tweetalig opgevoed waren en die de
derde taal pas op latere leeftijd op school (voortgezet onderwijs) geleerd
hadden.
2) Personen die thuis eentalig opgevoed waren, maar de tweede taal al
vroeg, op de leeftijd van 4 tot 5 jaar, op (de lagere) school geleerd hadden.
De derde taal hebben zij ook op latere leeftijd op school geleerd.
3) Personen die thuis ook ééntalig opgevoed waren, maar de tweede taal
pas op een leeftijd van circa 10 jaar op school geleerd hadden, terwijl zij
de derde vreemde taal op een nog latere leeftijd op school geleerd hadden.
Met behulp van een MRT-scan (Magnet Resonance Tomography)
heeft professor Georges Lüdi in Basel de hersenactiviteiten van deze
proefpersonen gemeten, vastgelegd en bestudeerd tijdens het spreken van
de verschillende talen. De resultaten waren verbluffend:
1) Bij de personen die thuis tweetalig opgevoed waren, zag men in de
belangrijke taaicentra van de hersens steeds hetzelfde activeringspatroon,
om het even welke van de twee moedertalen men sprak. Nog verrassender
was het feit dat ook bij de op latere leeftijd op school geleerde derde
vreemde taal een identiek activiteitenpatroon in de hersenen waargenomen
werd. De conclusie die men daar uit trok was dan ook dat bij echte
tweetalige personen er slechts één neuronaal netwerk ontwikkeld wordt,
waarmee men ook de later op school aangeleerde vreemde talen verwerkt.
2) Bij de tweede groep personen, die eentalig waren opgevoed en de
tweede taal later op 4- a 5-jarige leeftijd op de lagere school geleerd
hadden, waren de resultaten weer anders. Het activeringspatroon in de