Aflevering 167 voorjaar 2010 Lichtschip Nr. 8 'Maasop positie 'Noord Hinder', eind jaren vijftig. Een 'groot' of 'klein' vervang. De mannen zitten hier in de jol die ze naar de tonnenlegger 'Frans Naerebout' brengt. Te herkennen zijn: aan de helmstok matroos Dirk van de Velde, daarnaast A Haarsma, toen nog matroos en voorin de jol hulpmachinist Simon Wielhouwer (foto: coll. A. Haarsma/Vlissingen kregen we wel eens een extra partij blik of diepvriesvlees van één of ander oorlogsschip, maar nooit was het slecht of over de datum. Ook kregen we regelmatig blikjes 'citroenpoeder', dit poeder moest met water aangelengd worden en was bedoeld tegen... scheurbuik! Soms ging er wel eens iets mis met een bestelling: ik herinner me dat we een keer wekenlang hagelslag aten, i.p.v. een aantal pakjes kregen we dozenvol hagelslag geleverd. Aan boord werd dagelijks vers brood gebakken. Voornamelijk Belgische vissers kwamen vaak langszij en dan ruilden we vers brood voor een mandje vis. Vissen deden we zelf ook vaak, dus er was wel vaak verse vis op het menu'. Onderhoud Roest bikken, schilderen en soppen was de dagelijkse gang. Dat op een lichtschip de ankerketting bijzondere aandacht kreeg is duidelijk. De Noord Hinder lag meestal achter 240 meter ketting. Zeker met slecht weer werd de ketting steeds in de gaten gehouden en - indien nodig - een stukje thuisgehaald of gevierd. Lex: 'Zeker met slecht weer lag het schip hevig te trekken aan de ketting. Om slijtage aan de kettingschalmen in de kluis te voorkomen werd er elke dag een 'schalm gestoken', maar met mooi weer werd dat niet altijd gedaan hoor. Ja, als er weinig te doen was wisten ze altijd wel iets te bedenken. Zo heb ik op de Texel nog eens ballastbroodjes moeten bikken. Dat waren staven ijzer van 50 kg. die als vaste ballast aan boord waren. Ook heb ik nog broodjes van lood meegemaakt. Die waren niet altijd compleet, dan lag er een namaakbroodje van karton, een beetje geschilderd, voor in de plaats. Het echte broodje was dan omgesmolten tot visloodjes. Elk jaar werden de stagen van de masten gelapzalfd. Dat deden we altijd met warm weer.' Om de twee jaar gingen de lichtschepen voor groot onderhoud naar de werf. Lex: 'Soms lagen ze wel een paar maanden aan de werf. Dan kwam er een reserveschip, meestal een oud rotbootje. De Nr. 7 (bouwjaar 1910) en de Nr. 8 (bouwjaar 1923) hebben lang als zodanig dienst gedaan. We

Tijdschriftenbank Zeeland

Nehalennia | 2010 | | pagina 25