20
Aflevering 167 voorjaar 2010
Lichtschip Nr. 8
'Maasop positie
'Noord Hinder', eind
jaren vijftig. 'Groot
vervang'! Een deel
van de mannen
wordt hier afgelost.
V.l.n.r.: A. Haarsma,
zwaaiende man met
kalotje onbekend,
matroos Bax, swtk
Verstraaten en kok
Meerman. Op de
voorgrond een houten
vleeskuip voor de
aanvoer van vers
vlees (foto: coll. A.
Haarsma/Vlissingen
Zijn achternaam klinkt Fries en dat klopt: zijn grootouders van vaders kant
kwamen van oorsprong uit Friesland. Zijn vader ging naar de koopvaardij
en werd later Rijksloods te Zierikzee en had daar - volgens Alex - niet
echt veel te doen. Tijdens de oorlog was hij vijf jaar weg, werd tijdens
konvooivaren maar liefst drie keer getorpedeerd en overleefde steeds
weer. Na de oorlog pakte hij de draad als Rijksloods weer op, maar dan te
Vlissingen, Na een paar jaar kustvaart kwam Alex in 1957 als matroos op de
Noord Hinder. Van ca. 1961 tot 1965 heeft hij ook nog dienst gedaan op de
Texel en woonde daartoe met zijn gezin een paar jaar in Huisduinen.
De MULO en later een opleiding tot derde stuurman heeft hij nooit
afgemaakt. Om stuurman en later kapitein op de lichtschepen te worden
kreeg hij bij het Loodswezen een interne opleiding. Vanaf ongeveer 1979
tot 1987 was hij walkapitein op het tonnenmagazijn. Zijn werkzaamheden
bestonden uit het maken van roosters en het plannen van bemanningen
voor de loodsboten, de tonnenleggers en het lichtschip Noord Hinder.
Lex: 'Op de Noord Hinder zaten in het begin inderdaad twaalf
bemanningsleden. We liepen toen vier uur op en acht uur af. Later werden
dat er minder, op het laatst slechts vijf man. Toen liepen we een wacht
van zes uren op en zes uren af. Toen het lichtschip nog volop bemand
was gebeurde het ook al dat we zes-op-zes-af liepen, meestal in de
vakantieperiode of wegens een personeelstekort door ziekte enzovoort.
Toen ik er in 1957 kwam was het een strikt systeem van twee weken op en
twee weken af. Onder elkaar mochten we niets regelen, gelukkig kon dat
later wel. Het grote licht - waar het voornamelijk als lichtbaken om draaide
- brandde alleen als het mistig of donker werd. Aan het zware geluid van
de misthoorn wende je wel, op den duur hoorde je dat gewoon niet meer'.
Accommodatie en verzorging
Op de lichtschepen hadden alleen de kapitein, de swtk (hoofdmachinist) en
de stuurman een eigen hut. De bemanning
sliep in grotere ruimten in kooien. Alleen
op de Nr 12, de Noord Hinder, bouwjaar
1963, en daarmee het jongste en ook laatste
lichtschip, had iederéén een eigen hut.
De Nr. 12 had ook centrale verwarming.
De oudere lichtschepen hadden nog
kolenkachels met antraciet voor de kapitein
en swtk, en eierkolen voor de overige
m V' bemanning.
iHF Ik /ÉÉhÜIÉLex: 'We vielen onder het Ministerie van
ff M fis :m
Defensie. Het merkwaardige is dat ons werk
op de lichtschepen beschouwd werd als
een walbaan. Dat is iets wat ik nooit heb
kunnen begrijpen: veertien dagen weg op
zee en dan een walbaan hebben. Het eten
was goed. De aanvoer en houdbaarheid van
verse groenten liet nogal eens te wensen
over, vooral met slecht weer als er geen
'vervang' kon plaatsvinden. Vaak waren we
dan aangewezen op eten uit blik. Nee, de
marine zorgde wel goed voor ons. Soms