Aflevering 167 voorjaar 2010
11
In Ceylon en Bengalen (1676-1682)
Storm
De jaren 1676-1679 laten zich slechts bij benadering reconstrueren.
De Aerdenburgh wordt genoemd in een aantal generale missiven van
gouverneur-generaal Maetsyker (1653-1678), lange brieven van de
hoogste bestuurder en de Raad van indië in Batavia aan de Heren XVII in
Amsterdam en Middelburg.
Een van de missiven schrijft dat op 7 november 1676 het gebied nabij
Tygydoor in Bengalen door een zware storm geteisterd werd, die een heel
etmaal aanhield. De storm trok de Aerdenburgh (die er voor de rede lag)
van zijn beide ankers en dreef het schip op een zandplaat. Daar bleef het
vier getijden lang vastzitten tot het vaartuig 'door de goede voor sorge
en ijver van den opperloots Cornelis de Soute weder vlot [is] geraact.'
Vervolgens werd het hersteld en weer in gebruik genomen."
Precies een jaar later, in november 1677, werd de Aerdenburgh genoemd
om 'aansienlijcke coopluyden ende passagiers' over te brengen van
Siriangh naar Batavia. Siriangh of Syriam is het tegenwoordige Than Hlyin,
ten zuiden van Rangoon en in die jaren een onafhankelijk koninkrijk.
Wegens 'hare onbehoorlyke maniere van doen en de slegte negotie die uyt
hare quade regeeringh voortquam' overwoog de VOC juist in deze periode
het kantoor aldaar te sluiten en het personeel te evacueren. Ofschoon de
Aerdenburgh als 'soo een clouck ende ruym schip tot haar transport wel
in haar schik' werd geacht, werd deze taak in januari 1678 toegewezen aan
een ander VOC-schip.32
'300 wel gearmeerde vaertuygen
Het volgende jaar, 1679, vinden we de Aerdenburgh voor het eerst in
Batavia. Zij arriveerde daar op 18 juni vanuit 'Peguw over Malakka' met een
lading van 198 martavanen (grote geglazuurde aarden potten uit Birma),
1956 pond olifantsivoor, 300 pond spiaulter (lood-tin voor de vervaardiging
van vaatwerk), 400 pond namracq (zwarte lak uit Cambodja, bestemd voor
de export naar Japan) en 33.332 pond tin - samen goed voor f 18.614x7. De
vertrekhaven van de Aerdenburgh, Pegu, is het huidige Bago, een havenstad
in het zuiden van Birma. De gouverneur-generaal en de Raad van Indië
waren niet tevreden over het functioneren van het Birmese kantoor en op
3 mei 1678 besloten zij het 'om 't verval des handels ten eenenmale te doen
opbreecken.' De plaats werd daarna nog wel bevaren, maar er was geen
formele handelspost meer.33
De andere havenstad die de Aerdenburgh aandeed, Malakka, was een
belangrijke en strategisch gelegen Nederlandse factorij aan de gelijknamige
Straat, waar verscheidene zeeroutes uit India, China en de Indische
archipel elkaar kruisten.
Belangrijk voor de gouverneur-generaal en de Raad van Indië waren twee
brieven die het schip meebracht: één uit Siriangh (waar ondanks de sluiting
van het kantoor blijkbaar toch nog Nederlandse schepen heenvoeren)
van 4 april 1679, de ander uit Malakka, gedateerd 15 mei. De laatste brief
bevatte zeer verontrustend nieuws over Johore. Johore, gelegen op het
Malakkaanse schiereiland, was een van de vele havenvorstendommen in
het gebied van de Straat van Malakka, die in een permanente staat van
agressie met elkaar verkeerden. Het laat zich raden dat de Nederlanders