8
Aflevering 167 voorjaar 2010
De reis van de Republiek naar het Indiase subcontinent had 277 dagen
geduurd. Van de ongeveer 15.000 zeemijl (ruim 25.000 km) was het eerste
deel naar verhouding langzaam verlopen. Dat lijkt De Ruyters kritiek over
de traagheid van het schip in eerste instantie te bevestigen. Maar het
tweede deel, vanaf de Kaap, was juist relatief snel gegaan. Vanwaar dit
verschil? De Ruyter spreekt in zijn kritiek van een 'slechten seijlder'. Het
zou kunnen dat de sloomheid vooral aan een verkeerde of in ieder geval
onvoldoende zeilage in Zeeland (hoogstwaarschijnlijk Vlissingen) te wijten
was. Die zeilage kan verbeterd zijn aan de Kaap, waardoor het meer gang
en snelheid kreeg en "op tijd" in Tuticorin arriveerde. In dat geval zou de
traagheid niet worden verklaard door een langzame, logge constructie. Veel
waarschijnlijker is, dat het tweede deel zo snel verliep dankzij de route, de
'roaring forties' met haar constante, 'aanduwende' winden, zelfs voor een
luie zeiler. Hoe dan ook: 277 dagen (bijna 40 weken) was slechts een week
langer dan de gemiddelde reisduur van VOC-schepen van patria naar Zuid-
India en Ceylon. De Aerdenburgh heeft zijn reisdoel binnen de gangbare
termijn bereikt, ook als het een traag schip geweest zou zijn. (Overigens
was traag - binnen bepaalde marges - in deze lage-lonentijd niet zo'n
probleem als tegenwoordig; bij een commercieel schip als de Aerdenburgh
was het voornaamste dat de gehele lading aankwam. De Ruyter had als
leider van een militaire expeditie natuurlijk een geheel ander uitgangspunt:
voor hem waren snelheid en traagheid wel belangrijke factoren.)
Cargazoenschip
Wat de handelswaar van de Aerdenburgh was is niet bekend, maar het
feit dat het aan het begin van de reis langs de vijandelijke kust beveiligd
werd door drie oorlogsschepen is een aanwijzing dat het materiaal van
waarde vervoerde. Hoogstwaarschijnlijk ging het om Europese goederen
als levensmiddelen en gebruiksvoorwerpen voor VOC-personeel. Fluiten
werden vaak voor ravitaillering van Nederlandse handelsposten in Azië
ingezet en daarna in de Oost gehouden voor de handel in Aziatische
'cargazoen' (laadproducten). Dat blijkt ook bij de Aerdenburgh het geval.28
Tussen Ceylon en de Molukken
De Aerdenburgh heeft tien jaar de Aziatische wateren bevaren. In die tijd
voer zij als handelsschip in dienst van de Compagnie langs de kusten van
ver van elkaar liggende locaties als Surat, Noordwest-lndia in het westen
tot de Molukken in het uiterste zuidoosten van de Indische archipel.
Bemand met enkele tientallen koppen, volgeladen met handelsgoederen,
voorzien van vrachtbrieven en bestuurlijk-diplomatieke missiven,
brieven en berichten, en niet zelden met belangrijke VOC-gezanten en
-medewerkers aan boord, was zij één van de gemiddeld 95 schepen die de
VOC hiervoor jaarlijks in dat decennium in bedrijf had.29
Colombo en Batavia
De eerste jaren lijkt het schip vooral ingezet te zijn in het kustgebied aan
de Golf van Bengalen, vooral tussen Ceylon en Bangladesh. In de laatste
jaren lag het accent op het gebied tussen Sumatra en de Molukken. Elk
van deze gebieden leverde regiospecifieke handelsproducten die dan deel
uitmaakten van de lading van de Aerdenburgh.
De steeds terugkerende vertrek- en aankomstcentra waren Colombo/