'Mits men het in stilte doet'
Aflevering 164 zomer 2009
Katholieken in negentiende-eeuws Nederland, met bijzondere
aandacht voor Zeeland
Lodewijk Winkeler
Volgens de overlevering zou Johannes Zwijsen (1794-1877),
apostolisch vicaris van het bisdom 's-Hertogenbosch,
ooit tegen paus Pius IX hebben gezegd: 'Heilige
Vader, men kan in mijn land veel tot stand
brengen, mits men het in stilte doet.' De paus
was daar bepaald minder van overtuigd. Hij
lokte met het herstel van de bisschoppelijke
hiërarchie in 1853 een massaal protestants
protest uit, bekend als de Aprilbeweging.
Dat hij daarbij tactloos was opgetreden
was niet alleen de overtuiging van
de protestanten, maar ook van de
katholieke kerkelijke leiders, Zwijsen
voorop. Maar de paus had met de
bijbehorende bisschopsbenoemingen
Zwijsen nog een klein beetje ruimte
gelaten: hij benoemde hem zowel tot
bisschop van 's-Hertogenbosch als tot
aartsbisschop van Utrecht. Daardoor was
de kersverse aartsbisschop niet gedwongen
in Utrecht te gaan wonen, het brandpunt van
protestantisme. Hij bleef liever in stilte in Den
Bosch. Wel had hij ervan geleerd dat hij als het
even kon uit de buurt van de Romeinse Curie moest
blijven. We zullen nog verschillende voorbeelden
tegenkomen van dit spanningsveld tussen de Nederlandse
bisschoppen en Rome.
Vrijheid van godsdienst
De Nederlandse katholieken waren de negentiende eeuw ingegaan als een
nagenoeg onzichtbaar volksdeel. Onzichtbaarheid was hen een tweede
natuur geworden - zij koesterden een 'schuilkerkenmentaliteit', zo is het
wel genoemd. De voorgeschiedenis is bekend: na de opstand tegen Spanje
en de Reformatie was de Gereformeerde Kerk, let wel, na 1815 Nederlandse
Hervormde Kerk genaamd, de zogenaamde 'heersende godsdienst'
geworden.1 Er was wel vrijheid van godsdienst, maar alleen in eigen
huis. Katholieken kerkten in onopvallende schuilkerken en waren vrijwel
uitgesloten van publieke ambten. Anderzijds: er waren nog voldoende
katholieke adellijke families over om het katholicisme lokaal bescherming
te bieden, en de protestantisering van de zuidelijke provincies - de
zogenaamde generaliteitslanden - was al helemaal geen succes.2
Na de Bataafse Revolutie proclameerde de Nationale Vergadering, waarin
zelfs enkele priesters zitting hadden, de vrijheid van godsdienst: 'Er kan
of zal geene bevooorregte of heerschende kerk meer in de Nederlanden
Mgr. Joannes Zwijsen
1794-1877)
(foto KDC/KLiB