Losheid, Waarheid, Natuur =14 Aflevering 161 herfst 2008 Jacobus Bellamy (1757-1786) en de roep om oorspronkelijkheid Marcel van den Driest 'Een bataafsche kop - op mijn eer! Nog een oude bataafsche kop! - schoongeschilderd, waaragtig!' Aldus de reactie van een gelaatkenner op een portret van Jacobus Bellamy. 'Of hij het is weet ik niet - dog hij heeft den aanleg om een dichter te zijn. - wie is hij?' De schilder: 'Zeelandus.' De gelaatkenner: 'wat zegt gij? is dat Zeelandus?'1 Jacobus Bellamy, naar een geschilderd portret van C. van Cuylenburg uit 1782. In het begin van de jaren tachtig van de achttiende eeuw was Ze(e)landus, pseudoniem van Jacobus Bellamy, landelijk bekend. Eerst door zijn anoniem uitgegeven bundel minnepoëzie Gezangen mijner jeugd en daarna door een verzameling patriottische gedichten, Vaderlandsche gezangen. Hij was een Zeeuw, een Vlissinger, en wilde dat weten ook. Het tweede eeuwfeest van de verjaging van de Spanjaarden uit Vlissingen ('op aprilletje zes, verloor Alva zijn fles'), had in 1772 een onuitwisbare indruk gemaakt op de toen 14-jarige Bellamy. Als hij later als burger van Utrecht eens wat somberder keek dan anders, vroegen zijn vrienden of hij soms brieven uit Zeeland verwachtte. In de schaduw van de festiviteiten rond zijn beroemde stadsgenoot Michiel de Ruyter, herdachten we in 2007 het 250ste geboortejaar van Bellamy. Om met Busken Huet te spreken werd hij 'in den opgang zijner jaren weggerukt',2 achtentwintig jaar oud. In zijn laatste bundel Gezangen beschreef Bellamy de ontwikkeling die hij had doorgemaakt en formuleerde hij zijn literair credo: in de dichtkunst komt het aan op losheid, waarheid, natuur. Een dichter moet oorspronkelijk zijn. Een eis die na hem niet meer is verdwenen. 'Ik heb pijn in mijn ziel en in mijn voeten' Met trots meldde Bellamy in een brief vanuit Utrecht: 'Mijn naam is hier zeer bekend. De menschen vragen niet aan den boekverkoper, hebt gij de gezangen mijner Jeugd? - maar - hebt gij de gedichten van Bellamy. - Zij worden met smaak gelezen vooral van de Juffers'.3 Bellamy studeerde theologie in Utrecht. Een stap die de Vlissingse bakkersknecht, zoon van een lijfknecht van Zwitserse afkomst, had kunnen maken door tussenkomst van dominee Jona Willem te Water, die de literaire aspiraties van Bellamy had opgemerkt. Dankzij financiële steun van enkele Zeeuwse notabelen kon hij zich voorbereiden op universitair onderwijs en aansluitend, op 25-jarige leeftijd, theologie studeren in Utrecht. Tevens werd hij als 'aankweekeling' geaccepteerd bij het Haags dichtgenootschap Kunstliefde spaart geen Vlijt. Zijn vertrek naar Utrecht in 1782 betekende een tijdelijk afscheid van zijn vriendin Francina (Fransje) Baane. Hun verhouding werd al enkele jaren

Tijdschriftenbank Zeeland

Nehalennia | 2008 | | pagina 46