Middelburg weer op de (zee)kaart Aflevering 155 voorjaar 2007 A.R. Koppejan Een erg rijk recent 'kust- of zeevaartverleden' heeft Middelburg nooit gehad: eigenlijk bijna niks in vergelijking met Groningen, Delfzijl en andere noordelijke steden. Middelburg werd na opheffing van de VOC in 1795 een maritiem 'dode' stad en bleef een dode stad, ondanks de pogingen en investeringen van de Rotterdamse reders Van Zeijlen Decker. Aannemelijk is echter dat er (vele) Middelburgse zeilschepen over de wereldzeeën gevaren hebben. Weinig is hiervan echter terug te vinden in de archieven van het kadaster, omdat deze bij de stadsbranden in 1940 voor een groot deel verloren zijn gegaan. Sinds 1838 zijn bij het kadaster de Nederlandse schepen geregistreerd. Toch is er uit andere Middelburgse archieven en ook uit overlevering nog wel het één en ander bekend. Wie schetste mijn verbazing toen ik op 13 oktober 2005 een zeeschip met 'Middelburg' achterop aan de Loskade zag liggen! Hiervan moest ik meer weten, omdat het bij mijn weten zeker zeventig of tachtig jaar geleden moest zijn dat er een paar schepen vanuit Middelburg uitgereed werden. Voor mij tevens ook aanleiding om met het in de vaart komen van de shortsea traders 'Flinterboreas' en 'Flinterbrise' het Middelburgs kust- of zeevaartverleden onder de loep te nemen. Kustvaart, grote vaart: in vroeger tijd was daar echt een onderscheid tussen! De echte kustvaarders van pakweg 100 - 700 ton, met motorvermogentjes van pakweg 100 tot 400 pk, die alleen met hooguit windkracht 7/8 naar buiten gingen zijn verdwenen. De huidige 'kustvaarders' zijn vele malen groter dan hun voorgangers en varen onder alle weersomstandigheden. Terecht worden ze thans dan ook shortsea traders genoemd. We moeten dan ook van het begrip 'kustvaarder' af. Houthandel Alberts In 1871 werd houthandel Alberts als éénmanszaak door Gerardus Alberts te Veere opgericht. Medio 1873 verhuisde het bedrijf naar 'Achter de Houttuinen' in Middelburg, waar thans het politiebureau is gevestigd. In 1899, omgezet in een Naamloze Vennootschap, werd het de eerste Nederlandse houthandel die 'beursgenoteerd' werd. Het bedrijf had filialen in Goes, Oostburg, Vlissingen en Steenbergen. Buitenlandse vestigingen waren er in Brussel, Paramaribo en Viborg (Finland). In 1958 werd het verplaatst naar de Kleverskerkseweg. Eind 1960 kwam het bedrijf in handen van de NV Internationale Crediet- en Handelsvereninging 'Rotterdam' te Rotterdam (Internatio). Eind 1973 besloot Internatio de houtactiviteiten te concentreren in Dordrecht, Rotterdam, Leiden en Nieuwersluis, 'Middelburg' werd dus gesloten. Bij Alberts moet men omstreeks 1915 gedacht hebben eigen schepen te gaan exploiteren. Men kocht er een vijf- of zestal aan; ze werden allemaal in aparte NV's ondergebracht. Heel kort zag de vlootlijst er als volgt uit: De 'Pacific', stalen driemastschoener (1916-1917), na aankoop vrij snel averij opgelopen en verkocht. De 'Johanna Maria', ijzeren zeilschip (1916-1917), vrij snel na aankoop verkocht. De 'Janna', ijzeren klipperschip, in 1916 gekocht, op de eerste reis gestrand en verkocht.

Tijdschriftenbank Zeeland

Nehalennia | 2007 | | pagina 38