Wiesbreeuwen is dan weer een klankaanpassing van wenkbrauwen. In Zeeland hebben we wel wat
varianten volgens het WZD. Wienkbrauwen is blijkbaar de meest gebruikte vorm, maar natuurlijk
ook winkbrauwen. Een tussenvoeging van een 5 na nk komt wel eens voor. Oudere vormen
kenmerken zich door palatalisering van de aw-klank. die dan als ee klinkt en door de verwaarlozing
van nk en tussenvoeging van s aan het eind van de eerste lettergreep. Daardoor ontstaan dan vormen
als wie(n)sbrêêuwen en wi(n)sbrêêuwen. De n kan dus ook helemaal wegvallen. Als de nk wat
wordt verwaarloosd, blijkt soms ook een m (n wordt gemakkelijk m voor een b) gebruikt te worden:
wiem- of wimbrêêuwen. Ook de vorm met nk maar dan gevolgd door een s is opgetekend: wienk(s)-
of wink(s)brêêuwen. Ten slotte vermeldt het WZD de niet-bevestigde vorm die blijkbaar in
Wemeldinge gebruikt werd: wintbrauwen.
Nochtans is het deze laatste vorm die blijkbaar de oudste is en nog tot in de 17^e eeuw wordt
aangetroffen.
1.5. Kledij
Dat het lichaam ook aangekleed wordt, merken we op in de talrijke kleding- of aanverwante
textielwoorden: fleukenkeuzendöpeule, esselieng...
Fleuken zijn eigenlijk lorren, flarden, en dus ook kapotte kleren. Nochtans wordt het door onze
informanten niet met die negatieve betekenis opgegeven. Fleuken is drie keer vermeld in de neutrale
betekenis 'kleren'.
Keuzen moeten keurzen zijn, maar in deze positie valt de r gemakkelijk weg. Keurs is afgeleid van
een ouder woord corsene dat eigenlijk 'pels' betekende. De oorspronkelijk betekenis is dus 'een van
pelswerk gemaakt of met pelswerk bekleed opperkleed'.
Een döpeule (eigenlijk hoofdpeul) is een hoofdpeluw. Ook ööf{t)peulu en ööf(t)pulem zijn in
Zeeuws-Vlaanderen in gebruik. Het woord peluw/peuluw (en de varianten die we dus in Zeeland
horen), te vergelijken met het Engelse pillowzijn afgeleid van het Latijnse woord pulvinus.
De esselieng (veter) is ook bekend als nesselieng(k), nasselieng(k), nestelieng(k), asselieng(k) en
estelieng(k). Verder hoor je ook nestel, nastel en strekke.
1.6. Schelden of helemaal niet
Een grote groep woorden zit ook in de sector 'scheldwoord' dat we in dit geval heel ruim
interpreteren: als we iets afwijkends bij iemand willen benadrukken dan lukt dat zonder probleem.
Een aenepik is een pinnig iemand, ook een fernienschieter, een centezifter en een pezewever tonen
de minder aangename kanten van iemand en ga zo maar door. We zijn soms heel creatief wat het
typeren van negatieve kanten betreft.
Evenveel woorden vinden we in deze wedstrijd voor mensen of dingen die we graag zien of die wat
zwakker zijn dan anderen. Het bamiskatje dat op het eind van het jaar geboren wordt en daardoor
wat zwakker is dan de rest, en dus ook de naam voor een ziekelijk kind, piesteko, als aanspreekvorm
voor een kind.
Dat affectie belangrijk is bij het kiezen van mooie woorden, hoeft niet te verbazen. Als voorbeeld
geven we kokkeltje met de bijbehorende commentaar: dit woord, dat diverse betekenissen heeft,
brengt bij iedere Zeeuw een glimlach van nostalgische herkenning teweeg. 'Geef me 's een
kokkeltje,' zegt bijvoorbeeld een moeder tegen haar kind als ze echt vertederd is en net geen kusje
wil geven. Je doet je hoofden even tegen elkaar, ongeveer zoals een poes een kopje geeft tegen je
34