Conclusie
Uit deze voorbeelden, die met vele andere kunnen worden aangevuld, blijkt hoe precair de positie
van de veldwachter in de vroegere dorpsgemeenschap was en bleef. Zijn materiële positie mocht
dan in de loop van de negentiende en twintigste eeuw zijn verbeterd, hij bleef onderworpen aan de
willekeur van de plaatselijke machthebbers onder wie er velen waren die de veldwachter zagen als
een dienstknecht, die maar te doen had wat hij kreeg opgedragen. Kwam een veldwachter die zich
aan dronkenschap of aan onzedelijk gedrag schuldig maakte er in de regel met een berisping of een
milde straf vanaf, een veldwachter die zich onafhankelijk opstelde en zich kritisch uitliet over zijn
baas, riskeerde regelrecht ontslag.
Noten
1. Zeeuws Archief Middelburg. Archief Provinciaal bestuur, toegang 6.1, inv.nr. 5036, brief schout Baarland aan
districtscommisaris Goes 30-1-1824.
2. Ibidem, inv.nr. 5037, brief schout Baarland aan districtscommissaris Goes 30-3-1824.
3. Ibidem, inv.nr. 5038, brief schout Baarland aan districtscommissaris Goes 31-5-1824.
4. Ibidem, inv.nr. 2671, hierin een overzicht van de veldwacht in Zeeland. H. van den Berge was van 1824 tot 1837 in functie;
Comelis van Espen in 1838, waarna Jacob van den Berge het roer overnam. Van den Berge zou geruime tijd veldwachter
blijven. In 1855, toen Baarland een eigen veldwachter kreeg, werd hij veldwachter van Oudelande en Ellewoutsdijk.
5. Ibidem, inv.nr. 5183, brief Van den Berge aan districtcommissaris 23-8-1845.
6. Ibidem, inv.nrs. 5183 (brief 23-8-1845) en 5185 (brieven 8-1-1846 en 29-1-1846).
7. Zie voor de situatie op Noord-Beveland: Albert L. Kort, 'De veldwachter en de handhaving van de openbare orde op
Noord-Beveland', in: de Spuije. Tijdschrift van de Heemkundige Kring De Bevelanden en de Vereniging Vrienden van
het Museum voor Zuid- en Noord-Beveland 62 (zomer 2004), 22-29.
8. Reglement op de inrigting der veldwachters, in de provincie Zeeland, in: Provincieblad No 85, 26-6-1829. Dit reglement
werd in 1852 (Provinciaal Blad 158, 22-12-1852) en in 1895 (Provinciaal Blad 118, 30-11-1895) aangepast.
9. In Poortvliet was de veldwachter tevens polderbode, gemeentebode, schatter van herbergen, schoonmaker van publieke
werken; inner van kaaigelden, inner van verzekeringspremies, landbouwer, schapenhouder en toezichthouder op het vee
van andere boeren. Zie: Albert L. Kort, 'Thoolse veldwachters', binnenkort te verschijnen.
10. Toegang 6.2, inv.nr. 3778, hierin een overzicht van de Zeeuwse veldwacht in 1908/1909. Voor een overzicht van de
salarissen van de gemeenteveldwachters, zie: raadsnotulen gemeenten.
11. GA Noord-Beveland, Archief gemeente Wissenkerke, inv.nr. 465, brief GS aan gemeentebesturen 29-12-1874.
12. In 1882 schreef de commissaris van de koning: 'Het is mij gebleken, dat in vele gemeenten door de gemeenteveldwachters
bijbetrekkingen en beroepen waargenomen worden, welker vereeniging met hunne hoofdbetrekking onraadzaam is'
Als zodanig noemde hij de beroepen van bode, lantaarnopsteker, grafdelver, omroeper, klokluider, dijkwachter,
brievengaarder, postbode, cipier, kantonnier, weger, meter, ambtenaar ter secretarie, ontvanger van gelden, arbeider bij
het rioolstelsel, barbier, enz. 'Ik zie mij daarom verpligt te bepalen, dat met ingang van 1 April aanstaande geene beroepen
of andere betrekkingen door de veldwachters zullen mogen worden waargenomen dan die van onbezoldigd Rijks
veldwachter, gemeentebode, gemeenteaanplakker, keurmeester van vleesch en spek, marktmeester en havenmeester.'
Maar, zo maakte hij duidelijk: 'ik wil hiermede geenszins gezegd hebben, dat ik in 't algemeen het waarnemen van
zoodanige bijbetrekkingen wenschelijk acht, en ik behoud mij voor om in ieder bijzonder geval te onderzoeken of
het toegelaten kan worden.' (Zie: GA Goes. Archief gemeente Wolphaartsdijk, inv.nr. 300, besluit 4-2-1882).
13. Voor de rijksveldwacht zie: Staatsblad No. 114, 11-11-1856. In het bijzonder de artikelen 1 en 3.
14. Zie Kort, 'veldwachter Noord-Beveland', 28.
15. Zeeuws Archief Middelburg, Archief Provinciaal bestuur, toegang 6.2, inv.nr. 2493, volgnr. 784, brief 7-5-1883.
16. Ibidem, inv.nrs. 2493 (brief 11-5-1883) en 2494 (brieven 17-5-1883, 27-5-1883 en 2-6-1883).
17. Ibidem, inv.nr. 2750, brieven 17-9-1888 en 27-9-1888.
18. Ibidem, inv.nr. 2974, brieven 31-5-1893, 3-6-1893 en een ongedateerde brief van de veldwachter getiteld Verantn'oording.
19. Ibidem, inv.nr. 3526, brief veldwachter aan commissaris 24-12-1904.
20. Ibidem, inv.nr. 2975, brief burgemeester aan commissaris 27-6-1893.
21. Ibidem, inv.nr. 2977, brief 10-11-1893.
22. Ibidem, inv.nrs. 3130 (brief 27-4-1896) en 3132 (brief 13-7-1896). In 1896 ontving de commissaris van de koningin een
brief van P.J. Sommeijer, die in 1893 en 1894 kolen had geleverd aan de veldwachter, zonder dat deze daarvoor had
betaald. 'Excelentie.' zo schreef Sommeijer, 'wanneer zulke mannen als veldwachters niet betalen, waar moet het dan met
onze maatschappij naar toe?' Tot opvolger van Kooman werd G.G. Andriessen benoemd, die echter bedankte. Even leek
het erop, dat de uit Waterlandkerkje afkomstige A.A. de Veij tot veldwachter zou worden benoemd. Deze had echter in
Zeeuws-Vlaanderen geen al te beste reputatie en daarom wilde de burgemeester hem niet in Driewegen hebben. Aan de
commissaris schreef hij dan ook: 'Het is in den laatsten tijd te Driewegen niet best met de veldwachters gegaan en daarom
kon ik geen persoon zooals de Veij wiens leefwijze en handelingen naar ik vernam niet aanbevelenswaard te noemen zijn,
ter benoeming voordragen. Driewegen is eene ruwe gemeente, waar een veldwachter ontzag dient te hebben en iemand met
verdachte handelingen zooals de Veij, zou daar niet gewenscht zijn.' (zie: inv.nr. 3133, brieven 12-9-1896 en 22-9-1896
en inv.nr. 3134, brief 14-9-1896). Uiteindelijk viel de keuze op B. Elsman. In 1899 vertrok deze naar Ovezande.
19