waarin hij gedurende negen jaaren opgeteekend heeft wat ik in mijne betrekking niet goed heb gedaan. Een dergelijk antwoord - hoe belachelijk ook - kan ik niet ongestraft laten Verder verklaarde hij dat hij niet wilde doen wat ik hem gelastte; dit betrof: het aanplakken van een van het Gemeentebestuur van Goes ontvangen publicatie. Eene bedreiging als hij gister tegen mij uitte staat niet alleen. Volgens geloofwaardige berichten heeft hij mijn voorganger hetzelfde toegevoegd, die hem toen buiten zijn woning zette. Nog kort geleden heeft hij de vrouw van het hoofd der school gezegd dat hij alles wat zij hem en zijne dochter in vertrouwen medegedeeld had, opgetekend had om daarvan bij gelegenheid gebruik te maken. Dergelijke feiten teekenen den man geheel.' Aangezien de burgemeester Van der Have niet zo maar op straat wilde zetten, stelde hij voor hem als gemeentebode te ontslaan en hem voorlopig als veldwachter aan te houden. Dat betekende wel dat zijn salaris zou worden gehalveerd. Hier voelde de commissaris echter weinig voor. Van der Have moest volgens hem zo snel mogelijk eervol worden ontslagen en de gemeente moest hem een pensioen van tenminste honderd gulden toekennen. Aldus geschiedde. In september 1888 kreeg Van der Have ontslag en was de burgemeester van 's-Gravenpolder van zijn onwillige veldwachter verlost.17 Schorsing Zijn collega uit 's Heer Abtskerke moet jaloers op hem zijn geweest, want wat voor veldwachter hij met A. Rottier in 1890 in huis had gehaald, tartte iedere beschrijving. De problemen waren in 1893 begonnen, toen Rottier zich zeer zou hebben misdragen. 'Omstreeks des avonds te half acht uren is hij,' zo schreef de burgemeester in een vertrouwelijke brief aan de commissaris,'uit Goes komende, aangeland in de herberg "Tolhuis" onder de gemeente Kloetinge, in beschonken toestand, 't welk dadelijk is opgemerkt door den heer C. de Wilde Az, wethouder der gemeente Kattendijke, die zich daar ook bevond om met den bewoner der herberg V. Boele over zaken te spreken. Tegen hun zin heeft Rottier zich in het gesprek gemengd en niettegenstaande herhaald en dringend verzoek om hen met rust te laten en de herberg te verlaten, heeft hij dit niet alleen geweigerd, maar is geëindigd met den heer de Wilde op onbehoorlijke wijze toetespreken en ten slotte te beleedigen. De Wilde,' verzekerde de burgemeester de commissaris, 'is een door en door fatsoenlijk man, die op ieders achting aanspraak heeft' Het was overigens niet de eerste keer dat over Rottier was geklaagd. Eenige maanden geleden, zo ging de burgemeester verder, 'ontving ik een schrijven van den officier van justitie te Middelburg waarin deze mij mededeelde eene aanklacht te hebben ontvangen over het misbruik maken van sterke drank door den veldwachter Rottier, met verzoek dezen onderhanden te nemen en te waarschuwen voor de gevolgen. Ik heb toen Rottier verdedigd, eensdeels omdat ik van oordeel was, dat die aanklacht het gevolg was van eene onaangenaamheid met een zijner collega's en ten anderen omdat ik nog nimmer ontdekt had, dat hij aan die ongelukkige kwaal laboureerde. Van dien tijd afheb ik hem echter streng nagegaan en ontdekt dat hij werkelijk nu en dan te veel gebruikte, zonder nu bepaald beschonken te zijn.' Het incident in de herberg was echter van dien aard, dat dit volgens de burgemeester niet ongestraft kon blijven en daarom stelde hij de commissaris voor om Rottier voor een maand te schorsen, uiteraard met intrekking van salaris. De verzachtende omstandigheden die Rottier aanvoerde voor zijn handelwijze - hij zou door De Wilde, die hem een 'schoft' noemde, zijn geprovoceerd - mochten niet baten. Ook de excuses die hij aanbood voor zijn woorden aan het adres van wethouder De Wilde en waarvan Rottier besefte dat hij ze beter niet had kunnen gebruiken 'tegen een persoon die eveneens deel uit maakt van het bestuur eener Gemeente,' konden de commissaris niet vermurwen. Rottier werd conform de eis van de burgemeester voor een maand geschorst.18 In 1904 kwam de veldwachter opnieuw in opspraak, ditmaal naar aanleiding van openbare dronkenschap en het niet opvolgen van dienstbevelen. Onmiddellijk nadat de burgemeester Rottier had bevolen naar het gemeentehuis te komen, 'merkte ik al aanstonds op,' zo schreef hij de commissaris, 'dat Rottier dronken was; nl. aan het rieken naar sterken drank, belemmering op de 15

Tijdschriftenbank Zeeland

Nehalennia | 2005 | | pagina 17