bekeuring die hij had uitgeschreven, of over zijn illegale bijbaantjes waardoor hij nauwelijks nog
tijd had om zich met het politiewerk bezig te houden. Vaak betroffen de klachten het (vermeende)
wangedrag of de openbare dronkenschap van de veldwachter.
Zo moest in 1883 de burgemeester van Baarland in actie komen tegen zijn veldwachter, die zich 'bij
de laatst gehouden publieke verkoop van boereninspan in deze gemeente, volgens de getuigenissen
slegt gedragen schijnt te hebben; hij schijnt te veel sterken drank te hebben gebruikt, waardoor hij
in een opgewonden toestand verkeerde en daardoor eerder de orde zou hebben verstoord dan
bewaard. Het is een treurige zaak,' zo liet de burgemeester de commissaris van de koning weten,
'als politie vooral bij openbare aangelegenheden zich aan misbruik van sterken drank schuldig
maakt; het is echter den veldwachter Adam Mulder wel eens meer gebeurd en heb ik hem hiertegen
bij herhaling ernstig vermaand, zelfs bedreigd.'15
Mulder was al 27 jaar lang veldwachter in Baarland en had zich in die periode volgens de
burgemeester bij herhaling schuldig gemaakt aan dronkenschap. Daarbij is onze veldwachter
iemand van ruwe vormen in zijn spreken, vooral bij het constateeren van overtredingen mist hij
veeltijds de noodige kalmte, die dan vooral zoo noodig is. Aangezien berispingen en schorsingen
waarop Mulder in het verleden maar al te vaak was getrakteerd, kennelijk geen enkel effect
sorteerden, wilde de burgemeester hem nu definitief kwijt.
Mulder zag de bui echter al hangen en schreef de commissaris van de koning een brief, waarin hij
deze smeekte medelijden met hem en zijn gezin te hebben. Als hij zou worden ontslagen, 'zou men
mij,' zo schreef hij, 'als den ellendigste der menschen kunnen beschouwen. Och Excellentie geloof
toch dat ik zelf mijn handelingen op haar waarde schat, dat ik mij schaam, terwijl ik ze betreur en
dat ik daarvoor heb geleden en nog meer lijd wanneer ik sidderend het oogenblik Uwer besluit
tegemoet zie.' De woorden misten hun uitwerking niet. In een brief aan de burgemeester schreef de
commissaris: 'Na overweging Uwer mededelingen omtrent den veldwachter Mulder kan ik niet
ontveinzen, dat er termen zouden zijn om hem te ontslaan. Met het oog evenwel op de hardheid van
dien maatregel voor zijn gezin meen ik hem nog de gelegenheid te moeten laten zijn gedrag te
beteren.' De burgemeester moest wel instemmen met deze maatregel, al ging het niet van harte. Dat
Mulder niet de laan werd uitgestuurd, zo maakte hij zijn veldwachter in niet mis te verstane
bewoordingen duidelijk, had hij uitsluitend 'te danken aan zijn brave vrouw en drie onverzorgde
kinderen wier toestand bij ontslag treurig zal worden.'16
Brutaliteiten
In 's-Gravenpolder moet de burgemeester slapeloze nachten hebben gekregen van zijn veldwachter
Arij van der Have, die in 1888 op 73-jarige leeftijd nog steeds in functie was. Enigszins vertwijfeld
schreef de burgemeester de commissaris van de koning in september 1888 een brief, waarin hij op
ontslag van zijn veldwachter aandrong. 'De ongeschiktheid van den gemeente veldwachter Arij van
der Have wordt van dien aard dat ik mij onmogelijk langer met een dergelijken veldwachter behelpen
kan. Hebben zijne geschiktheid en gehoorzaamheid steeds veel te wenschen overgelaten, een gebrek,
waarvan ik in de negen jaren, die ik hier ben, veel onaangenaams heb moeten ondervinden, en
waarvoor ik ook, deels door over hem gewisselde rapporten tusschen den Commissaris des Konings
Van Lijnden en mijn voorganger, gewaarschuwd was, dit gebrek wordt met den dag grooter, zijn
onwil en brutaliteiten nemen met den dag toe. Ik heb lang gewacht U met deze zaak lastig te vallen
omdat ik den leeftijd van Van der Have - hij is 73 jaren - en den toestand zijner beurs in aanmerking
nam en een niet te verdedigen gevoel van medelijden mij steeds bezielde. Door de treurige ervaringen
die ik in den laatsten tijd van hem opgedaan heb en door de daaropvolgende brutaliteiten in antwoord
op mijne aan- en opmerkingen, zie ik mij genoodzaakt met U in overleg te treden omtrent de
maatregelen die thans genomen dienen te worden. Hij zeide mij gisteren op mijne aanmerking over
het verzuimen zijner plichten, dat hij zich tot U zou vervoegen en hij U een boek over zou leggen,
14