van te hebben. Dankzij de afspraken die in 1602 werden gemaakt was de Oost-Indische negotie
gedurende twee eeuwen lang stut en steunpilaar van de Zeeuwse en vooral Walcherse economie.
Zo becijferde raadpensionaris Laurens Pieter van de Spiegel in 1785 dat Aziatische producten, na
de landbouwgewassen, de belangrijkste goederen waren die uit de provincie werden uitgevoerd.
Enkele jaren later schetste bewindhebber Daniël Radermacher het volgende sombere beeld van wat
er zou gebeuren als de Compagnie failliet ging, namelijk: grote vermindering van inkomsten en
stijgende lasten, gedwongen verhuizing van ingezetenen naar elders en een derde deel van alle
huizen in Middelburg zonder inwoners. Daarmee bleek hij profetische woorden gesproken te
hebben, want tien jaar na de ondergang van de compagnie bleek inderdaad een derde van de
Middelburgse woningen verlaten te zijn.
Ook voor wie bij wijze van spreken vandaag de dag door Middelburg loopt is het zonneklaar dat de
VOC veel heeft betekend voor scheepsbouw, handel en werkgelegenheid. De (voormalige)
pakhuizen aan de Kinderdijk, Verwerijstraat, Blauwendijk en Breestaat, het nu verdwenen Oost-
Indische Huis aan de Rotterdamse Kaai, de werf aan de Kinderdijk, de woning van de
opperequipagemeester aan de noordpunt van de Dam (Maisbaai) en de Kloveniersdoelen aan de
Langeviele, zijn de stille getuigen van het rijke en exotische Zeeuwse verleden, waarin gold: Oost-
Indië dat kan zijn Zeelands grootst gewinverkleint des vijands macht, brengt specerijen in.' En
kostbaarheden wérden er binnengebracht. Dankzij de VOC bereikten in de twee eeuwen tussen
1602 en 1796 maar liefst zevenhonderd miljoen gulden aan Aziatische schatten de Walcherse rede.
Voor het transport van de peper, de foelie en de nootmuskaat, het porselein, het lakwerk en het
exotisch hout, de thee en de textiel, de katoen en de zijde, werden op de Middelburgse werf meer
dan 300 schepen gebouwd. Dit was meer dan twintig procent van alle schepen die voor de hele
compagnie naar Azië zeilden. Daarmee was de VOC de grootste individuele werkgever van de
provincie. Op het hoogtepunt van haar bestaan omstreeks 1730 stonden ruim drieduizend personen
in een min of meer vaste betrekking tot de VOC. De door de compagnie ontplooide activiteiten
hadden een grote aantrekkingskracht op hen die op zoek waren naar werkgelegenheid. Van heinde
en verre stroomden Vlamingen, Brabanders en Duitsers naar Walcheren - ook toen al -, maar
ditmaal niet voor een korte vakantie aan de kust maar voor lange exotische avonturen in de Oost.
Via de Kamer Zeeland monsterden in twee eeuwen tijd niet minder dan 225.000 personen aan voor
een reis naar Azië. Meer dan 50.000 van hen waren Zeeuw, meer dan de huidige bevolking van de
gemeente Middelburg.
Tweede handelsstad
De betekenis van de VOC voor Zeeland was dus zonder meer groot, maar wat betekende Zeeland
nu eigenlijk voor de VOC? Is er een element aan te wijzen in de nationale en zelfs overwegend
Hollandse compagnie dat als specifiek Zeeuws kan worden gekwalificeerd? Sterker geformuleerd:
waren de Zeeuwen in staat de VOC een eigen gezicht te geven?
Het verhaal van Zeeland en de VOC is er een van kooplieden, kapers en contractanten.
Eerstgenoemden, de kooplieden, stonden aan de basis van de overzeese vaart in een tijdvak van
economische groei dat zijn weerga niet kende; daarna kwamen de koene kaapvaarders die de
compagnie in moeilijke jaren tot voorspoed brachten en tenslotte waren er de lastige
Amsterdammers - de contractanten - die de Zeeuwen het leven economisch zuur maakten.
Om met de kooplieden te beginnen, het mag misschien wat vreemd in de oren klinken, maar
Middelburg was aan de vooravond van de VOC niet de rustige provinciehoofdstad van nu, maar
was, na Amsterdam uiteraard, de tweede handelsstad van de Noordelijke Nederlanden. De stad die
in de zeventiende eeuw 30.000 inwoners telde kon hiertoe uitgroeien omdat zij wist te profiteren
van de Tachtigjarige Oorlog tegen Spanje. Tussen 1585 en 1609 verliep de economische groei van
4