crediteuren hierom bij de Vierschaar hadden verzocht, besloot dit hof om beslag te laten leggen op de brouwerij. Op 13 november 1624 werd zij bij decreet verkocht. Koper werd Pieter Wilsoet, de zoon van Comelis, voor een bedrag van 330 gr. Vis. Een vervelend incident deed zich voor op 29 juli 1647 toen de meesterknecht van deze brouwerij, Joos van Lathem, dood in de haven werd aangetroffen. Sectie door de stadschirurgijn Carel van Es wees uit, dat hij niet door een geweldsdelict om het leven was gebracht, maar door verdrinking aan zijn einde was gekomen. Op 22 maart 1656 vond de scheiding plaats tussen deze en de naastgelegen brouwerij toen Steven Isaacks 'De gulden Lelie' van Pieter Wilsoet kocht. Nadat Isaacks in 1678 failliet was verklaard, vond er op 13 augustus 1678 een executieverkoop van de brouwerij plaats, waarbij Jacob van Liere de nieuwe eigenaar werd voor de prijs van 25 gr. Vis. Rond 1700 kwam er een eind aan dit bedrijf en werd de stad Veere er eigenaar van. Meestal gebeurde dit als een pand onverkoopbaar was en de eigenaren of erfgenamen onvindbaar waren of er afstand van deden. Het gebouw is daarna tot ongeveer 1775 in handen geweest van de eigenaren van de zeepfabriek 'Het Klaverblad', die eveneens aan de noordzijde van de haven stond. Tot slot is de voormalige brouwerij in 1813 onder de slopershamer gegaan. Brouwerij 'De Sleutel' Brouwerij 'De Sleutel(s)' is in 1594 door Pieter Reygersberch gesticht en nieuw gebouwd op de plaats waar voorheen de 'blauwe keete' van Jan Reygersberch (overleden in november 1591) stond.18 De naam 'De Sleutel' komt voor het eerst voor in het kohier van de dubbele honderdste penning over het jaar 1599. In die tijd was Comelis Wilsoet er meesterbrouwer. Wilsoet kreeg het in 1598 aan de stok met de Veerse Vierschaar, omdat hij op 15 juni 1598 een kwart vat bier vanuit de brouwerij in de boot van Andries Thol had gesmokkeld. Volgens afspraak had Thol zijn scheepsvolk opdracht gegeven om met spoed zijn schip tot voor de brouwerij van Cornelis Wilsoet te varen, waar de brouwer het vaatje in het schip liet brengen. Hierbij werden ze op heterdaad betrapt door de gerechtsdienaar Daniel Vincentssen, die het geval dadelijk meldde bij de baljuw. Met gezwinde spoed ging Andries Thol vervolgens naar het accijnshuisje om een biljet op te halen, wat hem door de accijnsmeester werd gegeven. Maar ook hierbij werd hij betrapt door de gerechtsdienaar, die het papier uit zijn handen rukte met de mededeling, dat dit toch geen waarde had omdat het bier reeds was ingescheept. Veertien dagen na dit voorval vonden op het stadhuis de verhoren plaats van Cornelis Wilsoet en Andries Thol met zijn driekoppige bemanning. Een jaar later deed het hof uitspraak en werd Comelis Wilsoet veroordeeld tot het betalen van een boete. Door de fragmentarisch bewaarde stukken over deze zaak is niet meer na te gaan hoe hoog die was. In 1604 verkocht de weduwe van Pieter Reygersberch, jonkvrouw Maria Claysdochter, de brouwerij aan Cornelis Wilsoet, die er reeds enkele jaren brouwer in was. De koopsom bedroeg 783 6 8 gr. Vis., waarvan hij 100 contant betaalde en het resterende bedrag in jaarlijkse termijnen van 83 6 8 gr. Vis. In 1675 zou blijken dat hij en zijn nakomelingen zich niet aan deze afspraak hebben gehouden. Comelis Wilsoet bezat ook een kaatsspel aan de noordzijde van de haven, gevestigd in het huis 'Amsterdam', dat hij op 24 oktober 1603 van Hans Pieterssen van Essen voor 533 6 00 gr. Vis. had gekocht. Op 28 oktober 1609 werd Comelis Wilsoet veroordeeld tot een boete van vijfentwintig gulden en een verbod om een jaar lang zijn beroep uit te oefenen, omdat hij de bierwerker Jan de Roock een kinneke bier uit zijn brouwerij had laten smokkelen. Ook Jan de Roock ging niet vrijuit en kreeg een boete van tien gulden opgelegd. 18

Tijdschriftenbank Zeeland

Nehalennia | 2005 | | pagina 20