en Nieuwe Sluis stonden de overige onder twee meter gewapend beton. Het achterland van Schouwen-Duiveland werd voor een groot deel geïnundeerd. Ook in Zeeuws-Vlaanderen werden inundaties op grote schaal toegepast. Voor de Duitsers was het duidelijk dat in het voorjaar of in de zomer van 1944 een massale landing op de kust van West-Europa zou gaan plaatsvinden. Invasie Op 6 juni 1944 vond een grootscheepse geallieerde invasie plaats op de Normandische kust in Frankrijk, ondersteund door omvangrijke luchtlandingsoperaties. De kustverdediging werd doorbroken, maar in het achterland stuitten de aanvallers op een hardnekkige verdediging. Het tijdsbestek waarin doelen volgens het aanvalsplan moesten worden ingenomen werd niet gehaald. Het was niet dat de Amerikanen en de Britten de Duitse verdediging hadden onderschat, maar de verdedigers zetten alles in wat ze maar konden inzetten. In enkele maanden brandden de Duitse strijdkrachten in West-Europa geheel op. In augustus kwam dan ook de grote uitbraak van de geallieerde troepen waaruit een ongekend snelle opmars volgde. Zo werd op 4 september geheel onverwachts Antwerpen op de Duitsers veroverd. Dit betekende dat alle Duitse troepen die langs de Noord-Franse kust waren opgesteld waren ingesloten. Er was nog één weg terug en dat was over de Westerschelde vanuit Temeuzen en Breskens. Zo waren op 21 september 1944 ruim 81.000 militairen over deze rivier gezet, en konden ze hun operatieve vrijheid in Noord-Brabant hervinden. Hitier zag na de Engelse inname van Antwerpen het belang van de Westerschelde sneller in dan aan geallieerde zijde. Op 5 september gaf de Duitse dictator opdracht om geheel Walcheren tot Festung te verklaren. Ruim veertien dagen later (20 september) werd op advies van de marine ook de zuidelijke oever van de Scheldemonding tot Festung verklaard. Dit betrof het gebied tussen het Leopoldkanaal, de Braakman en de Westerschelde. Deze kwalificatie betekende geen toename of uitbreiding van vestingwerken, maar accentueerde het belang van beide gebieden voor het verdere verloop van de oorlog. In september 1944 was een verdere uitbouw met vestingwerken praktisch niet meer uitvoerbaar in het zuidelijk deel van Zeeland. Zowel aan de zuidelijke als aan de noordelijke mondingsoever werd een Duitse infanteriedivisie gestationeerd. De beste divisie van het 15c'e Leger werd gestationeerd op de zuidelijke oever. Dit was de 64. Infanteriedivision onder Generalmajor Knut Eberding, waarvan het grootste deel van de bezetting een ruime frontervaring had. Op Walcheren en de beide Bevelanden werd de meest merkwaardige divisie van het Duitse leger opgesteld. Het was de 70. Infanteriedivision onder Generalleutnant Wilhelm Daser, die bestond uit patiënten met maagklachten, daarom ook wel Magenkranken-Division genoemd. De gevechtswaarde van deze eenheid was miniem. Aanval op de Festungen De Duitsers zaten in stelling en het initiatief lag bij de geallieerden. De Schelde-vestingen waren zeker niet de eerste bolwerken die ze langs de West-Europese kust moesten innemen. Eind juni 1944 werd de eerste Festung van de Atlantikwall door de Amerikanen ingenomen. Het ging om de havenstad Cherbourg die vanaf de landzijde werd opgerold. Slagschepen leverden nog een kort duel met de kustartillerie, maar trokken zich terug na treffers te hebben moeten incasseren. In augustus ontbrandde de strijd om de Festung St.-Malo. Opnieuw moesten schepen die de aanval, die vanaf de landzijde was ingezet, met artillerievuur ondersteunden van het strijdtoneel verdwijnen vanwege goed gericht vuur van het kustgeschut. De maand september leverden de Amerikanen heftige gevechten om de Festung Brest. Opnieuw werd de verdediging gebroken door een aanval op de verdediging aan de landzijde (het Landfront). Door de aanwezigheid van Duitse elitetroepen kon de verdediging lange tijd standhouden. De enige ondersteuning van de aanval kwam vanaf zee van het slagschip de 'Warspite', die buiten het bereik van de kustartillerie de verdedigingswerken onder vuur nam. 12

Tijdschriftenbank Zeeland

Nehalennia | 2005 | | pagina 14