ISSERMANNEN en impressie Kees Wesdorp Is zeven- of achtjarige ging ik na schooltijd, of als ik spijbelde, vaak naar de vissershaven, het vende centrum van Vlissingen. Daar gebeurde van alles. Daar was een frietkraam, een pisbak, een andbeeld van Frans 'Narre'bout, en vrouwtjes (ik herinner me ze inderdaad als klein) in rnemuidse dracht. Aan houten, met zink beklede handkarretjes verkochten ze vis en garnalen. Op kaai voor de vismijn lag een grote hoop ter reparatie aangeboden visnetten waarmee dagelijks en aantal oude vissermannen die inmiddels van 'Drees' trokken zich bezighielden, tie stapel netten had voor mij een bijzondere aantrekkingskracht. Wanneer de omgeving loom en nderig zich naar het hoogtepunt van de dag toe sukkelde, mocht ik, wanneer ik wat aan de vroege ant was, voor iedereen onzichtbaar, me graag in de kruin van de nettenberg laten zakken om daar iggelings uit de wind, na nog geen tien wolken geteld te hebben, met de warmte en het licht van e zon op de gesloten oogleden en het alom aanwezige geluid van de pneumatische klinkhamers an De Schelde, op te houden te bestaan. Om pas wakker te worden van het geschreeuw over en eer tussen de oude vissers die inmiddels op de kaai stonden, gereed om een touwtje aan te pakken, n de opvarenden van de houten Oostender kottertjes die met hun dagelijkse buit langzamerhand oor de sluis begonnen te komen. ">e pufwagen stond op z'n vaste plek, en de kreten van de opa's werden vergezeld door die van hun ieinkinderen voor de kans om de poten van een met de garnalen meegekookte hoofdkrab te rijgen. an het eind van de middag heerste er een aangenaam opgewekte bedrijvigheid. En dat alles rond en paar mandjes vis en garnalen waarvoor nog geen giek nodig was om ze te lossen. Van de vangst erinner ik me, dat niet alles bij de visvrouwtjes terechtkwam. Flet meest werd daar bot en schol erkocht. En natuurlijk de 'tong van de gewone man', de scharretjoeoe!De tong en de meeste aling ging naar de restaurants. Wie als gewone sterveling paling wilde eten moest ze zelf gaan angen. Het zal vandaag menigeen verbazen dat dat toen helemaal niet zo moeilijk was. Beginjaren ijftig kon je met een voor toen gewone bamboestok, en regenwurmen als aas vanaf de glooiing bij Fort de Ruyter in een middag een volle emmer vis vangen. Jat was dezelfde tijd dat de bruinvissen met de 'Bressiese boot' mee zwommen en de zeehonden n royale populaties geeuwend op de te passeren zandbanken lagen. Hij is verteld dat deze situatie te danken is geweest aan een visverbod tijdens de Tweede Wereldoorlog. Welnu, als het effect op de visstand van vijf jaar niet of minder vissen door een bescheiden vloot van niet meer dan 14 meter lange kottertjes met iets van 40 pk ploffertjes al zo iuidelijk waarneembaar is, zal het ons toch moeten verbazen hoe makkelijk er voorbij gegaan wordt aan de ravage die de huidige eurokotters aanrichten. Die dingen zijn zo duur, dat het instinctief en gebruikmakend van ervaring en vakkennis rondvaren op zoek naar vis al zoveel vangstloze uren zou kunnen opleveren dat het moderne schip niet door de onberekenbare zee, maar aan de overheadkosten ten onder zou gaan. Om dat te voorkomen is de visser van vandaag uitgerust met een partij elektronica waar je een NASA-station mee kunt bemannen. Voor een vissertje met een 40 pk torretje uit een Noord-Frans kustdorpje staat dat alles gelijk aan het gebruik van toverdrank. 19

Tijdschriftenbank Zeeland

Nehalennia | 2005 | | pagina 21