DE DAG VAN DE DOLLE PAARDEN Cees Maas Dit is een kort verhaal over het bombardement op Breskens. Het is een op historische feite i gebaseerde geromantiseerde versie van de gebeurtenissen op die elfde september 1944. De dag dat alle paarden dol werden begon niet slecht. 'Vandaag is het klaar, wolkenloos weer mt een zeer goed zicht en weinig wind', noteerde de Duitse majoor Herman Post in zijn dagboek. H was een iets te dikke, lange man van middelbare leeftijd met bruine ogen en golvend grijs haar. D majoor opende het raam en keek de straat in. Hij zag dat zijn mannen moe waren. Ze hingen wa rond op het Spuiplein in Breskens en zagen er in hun vuile uniformen en met hun bebloed bandages meer uit als landlopers dan als trotse soldaten van het Rijk. Sommigen lagen te slapei een fles schnapps naast zich. Drie valschermjagers speelden zwijgend een potje kaart. Ze rookte de ene sigaret na de andere. Het waren jongens nog. En in de verte donderden de kanonnen van d Canadezen. Een sergeant borstelde het bruine paard met de bles. Herman Post glimlachte. Hij hiel van paarden. Vroeger - wat leek dat lang geleden - had hij op de schimmel eindeloze tochte gemaakt rond de boerderij van zijn ouders in Essen. Door de bossen met de zomereiken. Over d heuvels, langs de velden met rijp koolzaad waar het zo zoet rook. Hij zuchtte. Dat waren d zorgeloze dagen. De majoor had al een week hoofdpijn en rode vlekken op zijn armen. Hij wa duizelig en rook zijn eigen zweet. Ook hij was doodmoe. Maar vooral bang. De angst zat als beto in zijn maag. Hij keek naar zijn mannen op het plein. Een haveloze troep veteranen en jonge jongen met holle ogen en grauwe gezichten. Ze zaten in de val en ze wisten het. De Geallieerden rukte langzaam maar zeker op naar de zak van Breskens. En zij hadden de opdracht het strategiscl gelegen dorp te verdedigen. Tot de laatste man. De majoor had met afgrijzen het nieuwste telegran gelezen van zijn commandant Von Rundstedt, de Oberbefehlshaber West. Dat de Fiihrer bevolei had met alle denkbare middelen de Westerschelde te versperren. Hij stak een Engelse sigaret op. Di zoveelste deze ochtend. Met alle denkbare middelen. Dat betekende ook zijn leven. Hij kon ziel voorstellen dat de kameraden aan andere fronten van het Rijk opium kregen van hun meerderen on rustig te blijven. Zelf zou hij ook wel eens een roes willen ervaren en hallucinaties beleven vai geurende rozen en zwevende kleuren in plaats van de beelden van stukgeschoten huizen ei verminkte lijken in de modder waar hij nu al weken mee op zijn netvlies liep. En het ergste van alle was dat hij zich levendig kon voorstellen, hij zag het bijna als een foto voor zich, dat één van dn stukgeschoten en verfrommelde lijken - dat hij dat zelf was. Het was de elfde september van het jaa 1944 en de slag om de Schelde was volop aan de gang. De havenmond van Antwerpen, de tweedt haven van Europa, was van doorslaggevende betekenis voor beide partijen. Maar zijn 64e Infanterie Divisie zou het niet redden, dat was iets dat de majoor verdomd zeker wist. Noordelijk van hen lat weids en stil het diepe water van de Schelde, en uit het zuiden naderden duizenden woedende Geallieerden. Hij beefde inwendig bij elke doffe knal van de vijandelijke artillerie in de verte. De majoor bedwong de neiging zichzelf een glas cognac in te schenken. Het was nog te vroeg en hi moest zijn hoofd helder houden. Hij moest vooral zijn hoofd helder houden. Buiten cirkelei meeuwen boven een afvalhoop. Breskens was een uitgedoofd dorp geworden. Een dorp dat al dooc was, maar het nog niet wist. ledereen liep zenuwachtig door de straten. Kinderen met bleke gezichten droegen plastic flessen water naar de schuilkelders. Vrouwen sjouwden met dekens. Oj: de hoek van de Dorpsstraat stond een jongen roerloos naar hem te kijken. Een sproetenkop me blond haar. Zijn been was geschramd, zag de majoor, en hij droeg een versleten boodschappentas 14

Tijdschriftenbank Zeeland

Nehalennia | 2005 | | pagina 16