stranden buiten het bereik van de 314 artilleriestukken van de geallieerden die rond Bresken opgesteld stonden.5 Dit laatste argument lijkt overigens weinig steekhoudend. De kanonnen warei alleen effectief tegen open infanteriestellingen en hadden geen effect tegen de betonnen bunker van de Atlantikwall. De geallieerde landing bij Vlissingen vond in de vroege ochtend van 1 november 1944 plaats Vanuit Breskens kon het 4e bataljon commandotroepen onder dekking van het nachtelijk duister eei snelle overtocht maken. Toen de eerste golf van 550 man in 20 vaartuigen rond 05.45 uur aan lanc ging, boden de Duitsers vrijwel geen tegenstand. Pas bij het aanbreken van de dag (circa 06.30 uur werd het Duitse tegenvuur heviger. De geallieerden voerden versterkingen aan, waaronder bataljon van de Engelse 155e brigade (52e divisie). Om 07.00 uur was het centraal gelegen Bellamypark a in geallieerde handen. Om de rest van Vlissingen, in het bijzonder de Boulevard, werden hevigt straatgevechten geleverd. Met de overgave op 3 november van het laatste Duitse bolwerk in Granc Hotel Britannia werd de stad bevrijd. Bij Westkapelle moesten vier geallieerde commando bataljons aan land worden gezet (41e, 47e ei 48e en 10e commando). De strijdmacht vertrok op 1 november om 02.45 uur vanuit Oostende. On 07.00 uur kwam de vuurtoren van Westkapelle in zicht. Omdat het zicht goed genoeg was vooi luchtondersteuning besloot de commandant van de invasiemacht de aanval door te zetten. Hei tijdstip van de landing, 09.45 uur, was echter ongelukkig. De geallieerden waren afhankelijk van de (laag)waterstand van dat moment. Bovendien wilde de Royal Navy goed zicht hebben om de orde te kunnen bewaren in de grote landingsvloot. Probleem was echter dat het goede zicht ook de Duitse tegenstander in de kaart speelde. In tegenstelling tot de landing bij Vlissingen, was het Duitse tegenvuur van de landing bij Westkapelle zeer effectief. Eisenhower schreef naderhand: "De plaatselijke tegenstand die we op 1 november bij onze amfibieaanval op Walcheren ondervonden, behoorde tot de zwaarste, die wij bij onze landingen op de Europese kusten hadden ontmoet.'6 De Engelse landing bij Westkapelle was in feite een frontale aanval op een goed verdedigde stelling bij daglicht, zodat er geen sprake kon zijn van een verrassingseffect. Naast de landing in Normandië op 6 juni 1944, was de amfibische operatie bij Westkapelle de enige aanval vanuit zee op de Atlantikwall in de Tweede Wereldoorlog. De vuurondersteuning van de amfibische operatie was daarom van cruciaal belang. De landingsvaartuigen werden gedekt door een ondersteuningseskadron van lichte schepen. In hel vuurgevecht met de Duitse kustartillerie werden van de 28 schepen van het ondersteuningseskadron er negen tot zinken gebracht en tien zwaar beschadigd. De geallieerden verloren hierbij 172 doden en 200 gewonden. De Royal Navy zette ook groter geschut in tegen de Duitse stellingen. Het slagschip de 'Warspite' en twee kanonneerboten wisten de kustbatterij W-15 zwaar te beschadigen. Toen de 'Warspite' de kustbatterijen (W-17 en W-18) rond Domburg onder vuur nam, werd het stadje ook getroffen. Onder de burgerbevolking vielen hierbij circa 50 slachtoffers. Ook de jachtbommenwerpers van de luchtmacht en de artillerie van het IIe Canadese korps rond Breskens gaven vuursteun aan de landing.vu Om 10.00 uur zette de eerste aanvalsgolf voet aan wal bij Westkapelle. De verovering van het zwaar beschadigde stadje verliep moeizaam. De volgende aanvalsgolven kwamen onder hevig vuur te liggen en de meeste aangevoerde tanks liepen vol water of kwamen in de modder vast te zitten. Aan einde van de dag hadden de Engelsen de kustbatterijen W-13, W-15 en W-17 in handen. De Duitse versterkingen in de duinen werden vervolgens opgerold door ze vanuit de rug aan te vallen. Op 3 november maakten de commando's contact met de troepen die in Vlissingen waren geland. 6

Tijdschriftenbank Zeeland

Nehalennia | 2005 | | pagina 8