van de lichte de longen), een deel van de lever, de maege, 't arte, en soms een stikje vleis daebiz 'k Glööve a ok 'de steek' d'r bie gieng dat stik van de kele daer at 't vèrke gestoke was). Je kt n 't koke, dan was 't losgeroerd in de sause. Je kon 't ok, in ballen, bakke, of in d'n derm\ Tin.: ik m;s 't lekkerste 'vlees' dat wij vroeger kenden: zwêête! 'k Gelaove nie dat 't noe nog heten 'oord, n a willie aeten vroeher alles wat ammen tehen kwaemen. Zwêête in verrekesschoentjes zun aok wè n e mêê mohe wekes de cholesterol in zo. In wat te dienken van bote rammen sopp in spekvet? 'k Zien m'n ome Merien nog bezig, in spek droop van z'n kaeken Hengst z'n stoppelbaerd. Stik onhezonc? Ons werkten anders ard henogt op 't land om dat vette eten te verstouwe!): Bns.: een stuk vlee doorregen en waarschijnlijk gesneden bij de lende noemt men op Bru een oorkrappe\ Rns.: stik e van de schoere); ZVW. (Cz./Zzd.: flènters (kleine stikjes) vlêêsNvt.: den astde reep ruggewerve s met een opstaand stukje vet spek en zwoerd; de krippen: alle stukken mooi vlees werden in stukken gesneden; de knuveliengen: alle stukken met botten van de poten); LvA. (Ax.: postekop: restje s vlees uit de kop van een varken, soms met lever en oren. Dit wordt gekookt en als het gaar is in een aardwerken schaal gedaan en gegeten als broodbeleg; knuusje: varkensschenkel; vosse soppei poten, oren en staart van het varken samen met pondsperen en aardappelen gekookt; aste: tamelij X dik stukje halskarbonade en werd gekookt samen met pêêen en juun); LvH. (Klz.: ast: stuk van de ruggegraat van het varken met het vlees dat daar omheen zit. Het werd eerst gekook en daarin gegeten op het brood; de licht: dit waren de longen, deze werden meestal niet gegeten; Lam./Kt geróöst: varkenskop samen met long, milt en evt. oud pekelspek gemalen en gekookt, gekruid ms t zout, peper en nootmuskaat, gestort in schalen. Daarop een omgekeerd bord, daarop weer ee t schone doek en bijv. een steen, waardoor het wordt geperst en het onder een laag vet komt te staai Er wordt beslist geen azijn of ander zuur toegevoegd; esses: gebakken of geroerd, zoals men roert i maakt. Wordt gegeten op brood); ZVO-zd. (Cg.: dikke ziel: dikke lende; peeseind:gepelde biefstul, groost: kopvlees; Kw.: ast: ham uit de nek en schouder; Ovs. en Zdp.: ast: het uitgebeende halsstu van een varken, handgezouten (niet in de pekel) en gekookt; peezerik: de bij het slachte 1 uitgesneden penis anus van een varken, vaak gebruikt om een slechtlopende zaag mee in te vetten); 64

Tijdschriftenbank Zeeland

Nehalennia | 2005 | | pagina 66