Jan Provoost sliep de volgende nacht bij een chagrijnige oudtante in Schoondijke. Nog ste -ds bulderen de kanonnen van de Canadezen in de verte. Telkens als het dag werd keerde hij terug naar Breskens en hielp waar het nodig was. Hij leerde zowaar enkele Duitse woorden en kreeg dike soep van de soldaten en chocolade. Maar hij vertrouwde ze nooit echt. Hij knikte maar kortaf wanneer ze hem wat vroegen. Jan Provoost hielp mee om 16 mensen te begraven op de Algetmne Oude Begraafplaats in Breskens. En nog 25 man op de Nieuwe Algemene Begraafplaats. Jan hi lp mee de kisten te dragen, legde de doden in kisten en probeerde familieleden te troosten, waar hij niet erg goed in was. Zelf voelde hij zich constant duizelig en afwezig. Hij huilde vaak bij wat tij zag, maar zijn verdriet werd allengs minder. Jan voelde niets van woede. Wel verwondering, ils weer eens een gewonde levend vanonder het puin kwam. De dolle paarden waren nu bijna allem al afgeschoten door de soldaten. Uit Oostburg kwam een slager met een wagen de kadavers hak n. Toen begroeven ze de Duitsers. De lichamen lagen her en der op een kar die naar de polder re d waar ze een kuil voor een massagraf hadden gedolven. Aan de rand van de kuil werden de licham n met stompe haken van de kar getrokken. De dode soldaten gingen zo de kuil in. Alleen voor le officieren waren er ruwhouten kisten. De laatste kist die ze vulden, was voor een hoge officier. J n kreeg een schok toen hij hem herkende. Het was de man die vriendelijk naar hem had gezwaaid n dat huis op het Spuiplein. Zijn gezicht leek nu van glas. De bruine ogen halfopen. Een pakje Engel e sigaretten stak half uit de borstzak van zijn uniform. Jan kon nergens wonden ontdekken, alleen e n beetje gestold bloed in zijn golvende grijze haar. Hij keek naar het gezicht en voelde zich ontdaa 1. Het was de enige dode van deze ramp die hij ook nog levend had gezien. En hij had niet ee s teruggezwaaid toen. Aarde plofte op de kisten. Soldaten aan de zijkant zongen een onverstaanba .r lied. Saluutschoten knarsten over het veld. De kist van de majoor stond bovenop. Het was de laats e die bedekt werd met aarde. Net voordat de kist geheel aan het oog werd onttrokken, hief Jan zi :t hand en wuifde. 'Dag', zei hij zacht. Beeld van de verwoesting in de haven van Breskens, 1944 (in: H. Hendrikse en Sjaak Fenijn, 'Groeten uit Breskens; 400 prentbriefkaarten en fotokaarten van Breskens', 1995). 18

Tijdschriftenbank Zeeland

Nehalennia | 2005 | | pagina 20