e De zoete eetbare vlezige vrucht van de vijgeboom. Ze kan in ons klimaat niet groeien en moet ingevoerd worden. Fiehe.viehe T./Phi. (Anl.;Ovm.;Po.;Phi.;Scherp.;Svn.;Tln.); Sch-D. (Bwh.;Otl.); Z.V.W. (Gde./Nvt.); LvA. (Ax. aantekening mevr. G. Provoost-de Feyter: groeit bij mij in de achtertuin en geeft zoete vruchten); vijg LvH. (Hek.;Klz.;Lw./Kt.) De zoete en kleverige, bruin-gerimpelde vrucht met een ovale vorm, waarin een grote pit zit? Ze wordt ingevoerd uit warmere streken? Da(e)del T./Phi. (Ovm.;Po.;Phi.;Scherp.;Svn.;Tln.); Sch-D. (Bwh.;Otl.); Z.V.W. (Gde./Nvt. fiegedale); LvH. (Hek. en Klz. daodel;Lw./Kt. ne bruine pruim) 2. Struikvruchten Een sappige vrucht van een struik die echter niet geschikt is om opgegeten te worden en soms zelfs giftig is. Geen inzendingen Het kleine, ronde besje dat in trosjes aan een struik groeit. Er bestaat een rode en een witte variëteit. Het is lichtzuur van smaak en er wordt o.a. confituur van gemaakt. Rebessel,rubessel T./Phi. (Anl.;Ovm.;Phi.;Scherp.: aantekening hr. L. Rijstenbil: in Oostenrijks/Weens dialect heet deze bes ribisl\Svn. aantekening hr. D. Roozemond: dae bin ok zwarte, m'n appa ao ze aolle drieëjlln.y, Sch-D. (Bwh. aelebesseir,Otl. albessenZ.V.W. (Gde./Nvt. witte en rwojje jannievers)-, LvA. (Ax. jeniever)\ rooie resp. witte bezen LvH. (Hek.; Klz.;Lw./Kt.) De zwarte variëteit van de kleine, ronde besjes die in trosjes aan een struik groeien. Ze wordt niet dikwijls puur gegeten, maar vooral gebruikt bij het maken van jenever. Zwarte rebessel T./Phi. (Ovm.;Po.;Phi.;Scherp. Tin. zwarte beiersSch-D. (Bwh. en Otl. zwarte bessenZ.V.W. (Gde./Nvt. zwarte jannieversLvA. (Ax. zwarte jeniever)\ zwaarte bezen LvH. (Hek. ;Klz. ;Lw./Kt.) De rode bes die a.h.w. bestaat uit allemaal kleine bolletjes bij elkaar? Op de huid van de besjes staan kleine donshaartjes. Ze worden zo opgegeten of gebruikt om confituur van te maken. Framboze T./Phi. (Ovm.;Po.;Phi.en Scherp. frambo(e)zems;Svn.;Tln.y, Sch-D. (Bwh.;Otl.); Z.V.W. (Gde./Nvt. frambwoze)', framboos LvH. (Hek.;Klz.;Lw./Kt.) De donkerpaarse bes met een zoete smaak die vooral in het bos af langs landwegen groeit aan stekelige struiken? Braeme(n) T./Phi. (Anl.;Ovm.;Po.;Phi.;Scherp.;Svn.;Tln.); Sch-D. (Bwh.;Otl.); Z.V.W. (Gde./Nvt. braom'n)-, braombees,-bezen LvH. (Hek.;Klz.) De grote, groene of roodachtige bes met een taaie schil die behaard is en met zacht vlees dat zurig smaakt. Ze groeit aan struiken met stekels? Beier T./Phi. (Anl.;Ovm.;Po.;Phi.;Scherp. ook stekelbeier)-,Svn. aantekening hr. D. Roozemond: J'ö gele mee 'aer op de peule in hroene die 'n hladde peule 'd, bie appa 'èk ze vee heette\T\n. döójebeier); Sch-D. (Bwh. en Otl. doornappels)-, Z.V.W. (Gde./Nvt.); LvA. (Ax.); stekelbees LvH. (Hek. ;Klz. ;Lw./Kt.) 3. Andere vruchten De felrode, kleine zomervrucht die laag tegen de grond groeit en bedekt is met kleine zaadjes? Aer(e)-, aar(e)bezem T./Phi. (Anl.;Ovm.;Po.;Phi.;Scherp.;Svn.;Tln. errebeesjes)-, Sch-D. (Bwh.;Otl.); Z.V.W. (Gde./Nvt. frinzé)', LvA. (A\.)-,jèr(re)bees LvH. (Hek.;Klz.;Lw./Kt.) 59

Tijdschriftenbank Zeeland

Nehalennia | 2005 | | pagina 63