de Delta. Diverse nieuwere inzichten over het ontstaan en aanleg van deze polders worden door de auteur naar voren gebracht. De illustraties vormen een fraaie ondersteuning van zijn betoog. Ad Beenhakker beschrijft in zijn bijdrage bewoning en grondgebruik op zijn gebruikelijke gedegen wijze. Zijn bijdrage is mij, zoals begrijpelijk, het meest na aan het hart gelegen, jarenlang onderzoek naar ontstaan van bewoning en grondgebruik in Zeeland was mijn deel. Ad, proficiat met je uitstekende verwoording van alles wat we tot nu aan kennis hierover hebben vergaard. Dan de littekens van landverlies, geschreven door auteurs die ik persoonlijk natuurlijk het beste ken. Robert, Jan. Hans, Dicky, Leida en Henk, ik heb genoten van jullie bijdrage. De onheilen over Zeeland komen uit jullie bijdrage haast dreigend op ons af. Persoonlijk denk ik altijd als ik lees over stormvloeden en overstromingen terug aan 1953. Nog altijd gaan mijn herinneringen dan terug naar die rampzalige gebeurtenissen. Hoe zal het de mensen te moede geweest zijn, die hun have en goed voorgoed verloren zagen gaan, om nog maar niet te spreken over het menselijk leed van de slachtoffers van deze rampen. Tientallen dorpen (en stadjes) zijn met het land waarop zij lagen verloren gegaan, Valkenisse, Reimerswaal, Sint-Philipsland, Westenschouwen, Nieuwlande, Aendycke, Nieuwerkerke, een reeks van plaatsen waarvan we de resten nog terugvonden, verder nog de tientallen dorpen waarvan we alleen de naam nog kennen. Over het onderwerp de moderne tijd, het landschap vanaf 1940, schrijft Gert Jan Buth. In deze bijdrage treffen we de moderne geschiedenis van ons gewest. Na een beschrijving van het landschap tot omstreeks 1940. volgen de verminkingen van ons gewest door oorlogsgeweld en watersnood. Natuurlijk kunnen we verschillend denken over de wijze hoe daarna met ons landschap is omgesprongen. Was het denken over en omgaan met het landschap oorspronkelijk zeer rationeel en was een zakelijke indeling van het landschap ten behoeve van land- en tuinbouw gebruikelijk, al spoedig drong het inzicht door dat deze rationele benadering tevens een grote verarming met zich mee bracht. In de ruilverkaveling De Poel-Heinkenszand in de jaren zeventig van de vorige eeuw kreeg stilaan de verandering in het denken over natuur en landschap gestalte. Uitdrukkelijk wordt sindsdien meer voorrang aan de natuur gegeven, soms zelfs op een wijze waarvan ik denk dat daarmee aan de cultuurhistorische waarden van ons landschap geweld wordt gedaan. Tenslotte - de epiloog laat ik buiten beschouwing - de bijdrage van Chiel Jacobusse, die de natuur van de Delta in nationaal en internationaal perspectief behandelt. De Delta blijkt een knooppunt te zijn van verspreidingsgebieden van planten en dieren. De rijkdom aan gradiënten maakt het zowel voor flora als fauna tot een bijzonder gebied. Achtereenvolgens bespreekt Chiel de afzonderlijke componenten die gezamenlijk het knooppunt vormen. Flora en fauna vormen samen de bijzondere aankleding van ons Deltagebied, laten wij met z'n allen trachten zorg te dragen dat wij tot in lengte van jaren mogen genieten van ons Zeeuwse Deltalandschap. Ik besef dat ik met het bovenstaande een kleine lofrede afgestoken heb voor alle auteurs; is er dan niets ten nadele van hun bijdragen te zeggen? Natuurlijk wel, ik ben het lang niet altijd eens met wat zij soms beweren, maar met z'n allen een zo fraai en goed geredigeerd boek uit te geven over natuur en landschap van Zuidwest-Nederland verdient alle lof. Men oordele zelf. Bas Oele 38

Tijdschriftenbank Zeeland

Nehalennia | 2005 | | pagina 42