Het gebruik van een objectsvorm (meewerkend- of lijdend voorwerp) als onderwerp van de zin: oans gae op reize, ulder gae mee en um en eur bluve thuus. Voor veel Zeeuwen is dit een volstrekt gebruikelijke manier van zeggen. Nergens worden zoveel en zo vaak objectsvormen in onderwerpsfunctie gebruikt als in Zeeland.3 Wij zullen ons hier op bovenstaande cursief gedrukte objectsvormen concentreren en de vraag luidt dan: wie zegt op dit moment Voor de derde pers. enk. mannelijk (hij): um i.p.v. ie Voor de derde pers. enk. vrouwelijk (zij): eur i.p.v. zie Voor de eerste pers. meerv. (wij): oans i.p.v. wulder Voor de derde pers. meerv. (zij): ulder i.p.v. zulder a. Um en eur of ie en zie Op grond van oudere enquêtes en vragenlijsten, de periode van 1930-1994 bestrijkend, kan men tot geen andere conclusie komen dan dat het gebruik van um als onderwerp van de zin ver achterbleef bij ie. Een voorbeeld: in de omvangrijke SND-enquête van 1994 antwoordden slechts 7 op de 359 binnen het gewest woonachtige Zeeuwen met um. Eenzelfde constatering zou kunnen gelden voor eur ten opzichte van zie, maar hierover zijn wij schaars gedocumenteerd. Meestal ontbreekt de derde pers. enk. (vr.) in de bronnen. Het leek erop dat um en eur als onderwerpsvorm op het punt van verdwijnen stonden. Daarmee zou een beweging van teruggang, die 60 jaar geleden reeds werd gesignaleerd4 een eindstation hebben bereikt. Uit mijn onderzoek blijkt evenwel iets anders. De objectsvormen um en - in mindere mate - eur zijn bezig aan een terugkeer. Terwijl verscheidene ouderen (80-ers) in Heinkenszand het gebruik van um en eur als ouderwets bestempelden, is de sterkere aanwezigheid van beide vormen bij jongere dialectsprekers opvallend: 67 van de ondervraagde jongere mannen en 44 van de jongere vrouwen in de Zak gebruikt (ook) um als onderwerp van de zin. Voor de vrouwelijke vorm eur is dat resp. 33 en 8 Bij de ouderen liggen deze percentages veel lager. Um behoort tot het spraakarsenaal van 35 van de mannen en van 15 van de vrouwen uit deze leeftijdscategorie. En eur scoort bij de 60-plussers nog lagere cijfers: 20 van de mannen en geen enkele vrouw. Een laatste conclusie: vooral in contrastsituaties, wanneer extra nadruk geboden is, gaat de voorkeur uit naar het gebruik van de objectsvormen um en eur boven ie en zie'. Ik twufele, mè um (eur) weet 't zeker. b. oans of wulder De evolutie in het gebruik van beide vormen wulder en oans in onderwerpspositie op Zuid- Beveland kan in één zin worden samengevat: tussen het midden van de negentiende en het begin van de eenentwintigste eeuw verdrong de objectsvorm oans het oudere wulder totaal. Om deze stelling te toetsen vroegen wij aan 111 Zuid-Bevelanders (uit alle delen van het eiland) wat wulder, of de varianten daarvan, bij hen opriep. Gebruikten zij het nog zelf, kenden zij iemand die dat deed, welke associaties hadden zij erbij enz. De mensen jonger dan 50 jaar hadden persoonlijk niets meer met wulder of situeerden het - overigens terecht - in Zeeuws-Vlaanderen of Schouwen. Pas bij de vijftigers brak de herkenning door. Enkelen wisten te melden dat ouders, grootouders of andere ouderen wulder gebruikt hadden. Bij de 60-plussers kwamen meer herinneringen en verhalen los. Vrijwel steeds waren de wulder-zeggers naaste verwanten geweest, geboren (ruim) rond 1900 en overleden tussen ca. 1960 en 2002. Met hen lijkt ook wulder op Zuid-Beveland praktisch uitgestorven te zijn en heeft oans de tweekamp uiteindelijk gewonnen. De cijfers voor 2004 geven dat ook aan. Een hoog percentage (85 in de Zak van Zuid-Beveland bedient zich van oans wanneer zij een beklemtoonde eerste persoon meervoud willen aangeven: Oans (in tegenstelling tot anderen) gae disendag ni Goes. Wulder komt in de antwoorden behalve bij een enkele familie in 's-Heerenhoek met Zeeuws-Vlaamse wortels, niet meer voor.5 31

Tijdschriftenbank Zeeland

Nehalennia | 2005 | | pagina 35