Goethals dit geschil en hij en zijn nakomelingen moesten vanaf toen weer net als vroeger hun gerst aanbieden op de Zanddijkse molen. In 1608 stonden er volgens het kohier van de dubbele honderdste penning twee brouwerijen op Zanddijk, vlak naast elkaar (het dertiende en veertiende huis). De ene was van Jan de Quinkcker en de andere van Melchideck (Mels) Michielsen 2). Tijdens de economische recessie in het tweede decennium van de zeventiende eeuw zijn beide brouwerijen verdwenen. Veerse brouwers vóór en kort na de Reformatie Vóór de Reformatie zal er niet meer dan één brouwerij in Veere hebben gestaan. De enige aanwijzing over een eventuele locatie krijgen we rond 1571 toen de bierbrouwer Joris Aertszen een huis in de Wagenaarstraat kocht. In dezelfde straat woonde in 1576 ook de zoon van een andere bierbrouwer. De oudst bewaarde vermelding van een brouwer in Veere dateert van 11 maart 1533 toen Jan Janssen Hernets zich volgens het Poortersboek in Veere vestigde 3). Hij heeft er niet lang gewoond en is naar Middelburg verhuisd. Zoals hierboven reeds staat geschreven, bood Maximiliaan van Bourgondië hem in 1550 een stuk grond en enkele gebouwen op Zanddijk aan om zijn brouwerij naar toe te verplaatsen. Een half jaar nadat Jan Janssen Hernets zich in 1533 in Veere had gevestigd, kwam hier ook Adriaen Hugenssen wonen. Op 3 november 1535 schakelde hij de Veerse Vierschaar in omdat Evert Priem hem nog 19 Rijnse gulden schuldig was. Op 21 september 1536 moest hij weer een beroep doen op dit hof omdat hij vanwege obligaties nog 74 15 00 gr. Vis. tegoed had van Jan Willeboortsen uit Westkapelle, die weigerde te betalen. Tot driemaal toe werd Willeboortsen door een gerechtsbode verzocht om op de zitting te verschijnen, doch toen hij de derde keer nog niet kwam opdagen, werd hij bij verstek veroordeeld en zijn goederen executabel gesteld. In 1539 werd er in Veere geen of onvoldoende bier gebrouwen, want in dat jaar sloot Heer Adolf van Bourgondië een verdrag met de brouwer Dierick Geertsen uit Delft tot het leveren van bieren aan de Heer en de ingezetenen van Veere. De Delftse brouwers stonden erom bekend dat ze voortreffelijke bieren brouwden en deze hadden hun roem te danken aan de grote koppigheid. Het was volgens een oude kroniek zo sterk, 'dat het op maaltijden de hoofden der huisluiden wel eens deed omkeren'. Prins Maurits liet zijn soldaten enkel en alleen Delfts bier drinken, omdat het de enige soort was die sterk genoeg was om zich ermee moed in te drinken. In het verdrag tussen Adolf van Bourgondië en Dierick Geertsen werd vastgelegd dat hij wekelijks drie bierschepen van en naar Veere zou laten afvaren met in totaal 120 tonnen bier. Geen kleinigheid, maar we moeten wel bedenken, dat Veere in die tijd zo'n 3500 inwoners had. plus nog een aantal Schotten die hier verbleven, terwijl ook de schepen in de haven ermee bevoorraad moesten worden. Tot aan het eind van de zestiende eeuw hebben de Delftse brouwers regelmatig bier in Veere geleverd. Een volgende bierbrouwer die we in het Poortersboek tegenkomen is Geert Geertsen, die zich op 23 maart 1547 vanuit Remunde in Gelderland als nieuwe inwoner liet inschrijven. Van hem zijn geen verdere gegevens bekend. Op 15 februari 1555 werd de brouwer Alaert Gaveel uit Brugge als nieuwe inwoner ingeschreven en op 12 juli 1561 Geert Gerritsen. De laatste vermelding van deze Geert was op 26 februari 1567 toen hij een rechtszaak aanspande tegen de cipier Lieven die hem nog vier vaten bier moest betalen a 17 schell. gr. Vis. per vat. Waarschijnlijk is de brouwerij van Gerritsen in 1567 overgenomen door Joris Aertszen, die als brouwer genoemd wordt in een zaak tegen Jan Constant op 29 november van datzelfde jaar. Constant was hem nog 30 schell. gr. Vis. verschuldigd vanwege zes okshoofden scheepsbier die 18

Tijdschriftenbank Zeeland

Nehalennia | 2005 | | pagina 22