Deze misprijzende houding en afkeurende opvattingen werden overgenomen door middeleeuwse christelijke geleerden en schrijvers en leidden tot restrictieve bepalingen in het kerkelijke en wereldlijke recht.2 Dat komt duidelijk tot uitdrukking in een aantal anti-luxewetten in het veertiende-eeuwse stadsboek van Aardenburg, het zogeheten Boek met de Knoop. Daarin zijn verschillende verordeningen opgenomen tegen onnuttige verspilling en luxe. Deze 'zonde' woog vooral zwaar bij centrale christelijke feesten zoals het huwelijk. In het boek wordt onder meer bepaald dat de bruid en bruidegom niet meer dan twee speellieden mochten inhuren. Deden ze dat wel en werden ze betrapt, dan kregen ze een forse boete: 'So wat brudecome meer speelmanne heeft te sinen dienste danne twee, verbuert V ende die bruut also, wordt sijs betughet.' Een speelman die onuitgenodigd naar een bruiloft kwam (in de verwachting dat hij op zo'n feest toch niet geweigerd zou worden), werd eveneens beboet: 'So wat speelmanne, die quame ter brulocht, verbuert XX sch.[ellingen], wort hijs betughet of begrepen, onghebeden.' Bovendien mocht hij zich een jaar lang niet meer in de stad vertonen: 'Vort ware dat zake, dat eenich speelman wilde wesen int huus des brudecomen ondancx. men soudene bannen uter poort I jaer.' Een bepaald type speelman, de tromper (trompetter), werd de toegang tot huwelijksfeesten zelfs geheel ontzegd: 'Nieme es gheoorlofd te hebbene trompers, een bruut ende de brudecome so ne bringhe te gadere in huwelike.'3 De trompers konden zich over het algemeen wat duurder laten inhuren, waarmee zij door hun 'ijdel windmaken' en 'kwade inblazingen' de verkwisting nog eens verergerden. Als verzwarende grond gold voorts dat hun muziekgeluid een stuk lawaaieriger en opzwepender was dan dat van hun collega's. Dergelijke wetsbepalingen komen ook voor in andere canonieke en stedelijke keuren en rechtsboeken. Ze werden niet alleen ingegeven door de afkeur van overbodige luxe en de veronderstelde morele minderwaardigheid van de speellieden, maar ook omdat hun optredens op feesten bijdroegen aan uitwassen en geweld - een kwestie van ordehandhaving dus. Ook om redenen van volksgezondheid konden beperkende maatregelen worden afgekondigd. Iets dergelijks vond in Sluis plaats in 1575, ten tijde van een epidemie van zogeheten 'heete' en 'contagieuse', dat wil zeggen besmettelijke ziekte. De magistraat verklaarde dat 'de asemen [uitademingen] van vele personen zeer dangereus en periculeus is, zonderling [in het bijzonder] van menschen, die verhit zijn van dansen en dergelijke grote excercitiën [lichaamsbewegingen].' Dansen was dan ook strikt verboden op straffe van een boete, 'de speelman op dubbel boete en die zijn huis ertoe zal leenen vierdubbel.'4 Een welkome groep Maar we moeten er voor oppassen deze smadelijke denkbeelden en restrictieve bepalingen al te letterlijk te nemen en te generaliseren. Uit vele teksten blijkt namelijk dat speellieden bij vele evenementen meer dan welkome gasten waren. Ze droegen met hun muziek als weinig anderen bij aan het opwekken van de feestvreugde.5 En bij andere gelegenheden waren ze onmisbaar om het plechtige karakter van ceremonies te ondersteunen. Behalve bij bruiloften en dansen vinden we ze ook bij gildefeesten en -processies. Zo bijvoorbeeld in 1561 bij de 'Sint Joris ende Sint Sebastiaens guldebroeders binnen Ardemburch, over dat zy met spelieden, trompers en anders de processiën en ommeganghen ten uutgane en incommene verchiert hebben.'6 En ook bij representatieve bijeenkomsten en deftige ontvangsten van vorstelijke personen, zoals in 1449 in Damme door 'vj ghesellen onder trompers ende claroenstekers, van dat zij trompten voor minen gheduchten heere [Filips de Goede] mende jeghens zine comste, doe [toen] hij vander Sluus te Brugghe waert'.7 Ook in tijden van oorlog werden speellieden bruikbaar; ze werden bijvoorbeeld ingezet om bepaalde seinen te geven, het moreel van de troepen te verhogen en om hen voor te bereiden op de strijd. Van de befaamde zeeslag bij Sluis in 1340 is bijvoorbeeld bekend dat er muzikanten waren 'vandat si trompten ende pepen.'8 Een ander voorbeeld dateert van 16 juli 1383 toen Damme 6

Tijdschriftenbank Zeeland

Nehalennia | 2003 | | pagina 8