van 1813 en ons nationale eenheidsgevoel kreeg zelfs maar een kans vanaf 1830 na de afscheiding met België. We kennen ondertussen veel meer van de wereld, en het besef is gegroeid dat er de nodige aandacht moet worden besteed aan deze regionale identiteit, aan de monumenten, de klederdracht, de taal en de geschiedenis van de regio. Dat heeft ook de raad van Europa beseft. In de regionale dimensie neemt de streektaal immers een bijzondere plaats in. Het is - zoals ik ook aan het begin zei - een symbool, maar het is ook meer dan een symbool. Het is de taal van onze moeder of vader, van onze jeugd; het is een wezenlijk deel van je leven. Op dagen als vandaag blijkt dat er nog altijd veel belangstelling voor is, er zijn in Zeeland op dat vlak heel wat goede initiatieven: vertelavonden in het Zeeuws, er worden preken gehouden in het Zeeuws, we hebben schrijvers die in de streektaal schrijven, zoals we straks in het ochtendprogramma nog zullen merken, er is streektaalmuziek, er is onderzoek naar het Zeeuws, we beschikken daardoor over een mooi en wetenschappelijk Zeeuws woordenboek met supplement, enz. Laten we hopen dat de Nederlandse overheid net als de Europese beseft dat regionale identiteit belangrijk is en dat het bevorderen en instandhouden van de streektaal geen bedreiging is voor de standaardtaal. Laten we dus de streektaal niet onderdrukken. Als de centrale overheid onverhoopt toch het Zeeuws niet zou erkennen, wat houdt ons dan tegen om naar het Hof van Justitie te stappen en dit aan te vechten. De streektaal is een stuk regionale identiteit dat niet verloren mag gaan in deze steeds groter lijkende wereld. Waar willen we met het Zeeuws naartoe? 4

Tijdschriftenbank Zeeland

Nehalennia | 2003 | | pagina 6