ook hun bagage thuis. Deze funktie heette 'Vlieger'. Hij droeg een pet met daarop het woord
'Vlieger' geborduurd;
Blikken, bijnaam voor een bepaalde categorie van Zeevaartschool-leerlingen. Daar kon op kosten
van twee maatschappijen worden gestudeerd (de Java-China-Japanlijn en de Shell/Rotterdamse
Lloyd). De leerlingen droegen hetzelfde uniform met als enig onderscheid een 'blikje' of een
'plaatje' op de uniformpet (afhankelijk van de maatschappij); Goudklompje, bijnaam van een
bepaalde Amemuidse visvrouw (in goeden doen) die op de Vlissingse boulevard met vis leurde.
Uit ZVW:
Jaone Biète, was agente voor de contracten met de suikerfabriek; Jan Petrolie, was olieboer.
Uit LvH:
Jantjen Fok, verkocht brillen; Ko Goud, verkoper van horloges en sieraden; Sies Kreukel, leurde
met kreukels (alikruiken); Joos d'n Tin, tinnegieter, repareerde potten en pannen; Joos d'n 'Ingst,
hengstenhouder; De Pekker, gareelmaker; Wies Kachel'out, verkocht brandhout voor de kachel;
D'n Bóót, werkte bij de Provinciale Stoombootdienst; Sies Pijl, maakte en repareerde de pijlen voor
de boogschutters; De Naolde, kleermaker; De Kuut, huisslachter; Ko de Roeker, duivenmelker
roeker doffer).
Uit Sch-D:
Koos Koeke, ging in zijn jonge jaren langs de deuren met sinaasappels en koeken, vooral met
schróósel (platte, dunne kruidkoek); Spêêke, wagenmaker (genoemd naar de spaken van een
karrewiel); De Mééster, de bestuurder van een tram; Klokkebreker, horlogemaker; Heintje de Post,
werkte bij de Post; Jan Millimeter, molenmaker die heel precies was; Mina Peterolie, verkocht
petroleum aan de deur; Jan Dierevis, visser; Jannetje Dieren 'oed, verkocht hoeden.
Uit T.:
(voornaam) Bok, hield een bok voor de RK-geitenfokvereniging; Zuurbal, had een snoepwinkeltje.
Uit ZVO-zuid:
Den Dekker, rietdekker; (voornaam) Eletriek, electricien; De Sik, gemeentesecretaris; Den Boden,
de postbode; Den Mulder, molenaar; Wimpie, schuilnaam bij zwartwerken; Den Os, persoon die
met de ossewagen reed.
Bijnaam, ontleend aan een eigenaardigheid of gebrek
Uit W. (voor 1940):
Gekke Gerrit, had een geboortetrauma en sprak onverstaanbaar, maar zou ongelooflijk intelligent
zijn. Was altijd op de Vlissingse boulevard te vinden; Soep en Selderie, een politieagent die zijn
bijnaam te danken zou hebben aan zijn uitroep: 'soep voor cel drie' toen hij soep bestelde voor een
arrestant in cel nr. 3 op het politiebureau; Vleugelmoer, een bepaalde ingenieur bij Kon. Mij. De
Schelde, wiens (zeil)oren haaks op zijn hoofd stonden; Jan met de glazen benen, ook een vroegere
ingenieur bij De Schelde.
Uit ZVW:
Den doven David, was onaanspreekbaar doof; Bulte Maillie, had een bochel; Romperde Pom,
schaakte en damde veelvuldig. Hij trommelde voortdurend met zijn vingers op tafel; Den ijzeren
Hein, wist alles en kon alles dacht hij; Arjaon Prume, pruimde altijd' Jan Achterover, liep erg statig;
Saortje Zokke, kon niet goed sokken zolen; Ko de Snokker, had een spraakgebrek; Fer, zat graag
achter mooie vrouwen aan. Een kampioen dekhengst heette in die tijd ook Fer, vandaar.
Uit LvH:
De vuile vest, slordige boer; Sies Lieven 'eer, winkelier met baard; Jan d'n 'Inkel, had 'n'n orlevoet'
(hoge schoen).
54