Fig. 3. Premies uitbetaald aan twee jagers voor gevangen zeehonden en bruinvissen, en tevens het gezamelijke bedrag als percentage van het totale bedrag aan premies uitbetaald in de periode 1826-1856. Jachttechnieken In het eerste deel van de negentiende eeuw werden zeehonden niet met vuurwapens bejaagd. De geweren in die tijd waren musketten met een gladde loop die veel te onnauwkeurig waren om er mee op zeehonden te kunnen jagen. Zeehonden werden gevangen met behulp van knuppels en met netten. De vangst met netten wordt als volgt beschreven. Wanneer zeehonden zich te slapen leggen op een zandbank naast een geul wordt op enige afstand stroomopwaarts van de plek waar de zeehonden zich bevinden een net ter lengte van 40 vademen te water gelaten, dat aan de ene zijde door een waterzeil, aan de andere zijde door een man in een bootje wordt bestierd. Zodra het net tot dicht bij de zeehonden genaderd is en met de onderzijde op de bodem komt, worden de dieren door een ander persoon van achteren met luid geschreeuw opgewekt. Zij storten zich in het water en daar zij altijd tegen de stroom inzwemmen geraken zij tezamen in de kuil van het net waarin zij zich onderling verwarren. Op deze wijze worden er soms in een enkele trek een stuk of 20 gevangen (Anonymus 1852). Ook toen er geen premie meer bestond werden er nog regelmatig zeehonden gevangen. Door de zeehondenjager Van der Klooster te Burghsluis werden er nog circa 300 stuks per jaar gevangen, waarvan er 100 levend verkocht werden aan dierentuinen. Van de overigen werden de huiden verkocht en uit de blubber werd traan gewonnen.Vanwege de geringe opbrengst is hij omstreeks 1888 hiermee opgehouden. Hierna werden er alleen ongeveer 100 per jaar gevangen voor Belgische en Duitse dierentuinen (Zuurdeeg 1979). 37

Tijdschriftenbank Zeeland

Nehalennia | 2003 | | pagina 39