37 En als hy daer ghehanghen hadt drey daeghen en twee nachten toens quam daer eenen schaepherder ghegaen syn schaepen en lammeren wacht 41 En hy seijde ghy fiere maecht waerom weynt ghy soos seere weyndt ghy om vaeder oft moeder lief oft weyndt ghy om u heere 45 lek en weyne om vader oft moeder niet soo en doen ick om myn heere Het isser myn soete lief die daer hanght Ick gae swaer van syne kinde 49 Is dat u soete lief die daer hanght gaede swaer van syne kinde soo neempt een lanck mes in u handt en gaet snydt af de lyne 53 Sy nampt een lanck mes in haer handt en sy sne af der af de lyne haer soete lief quam. daer neder ghedaelt al sonder smert oft pyne 57 Sy mienden dat Ick ghehanghen was Jck hebben gherust soo soete al op ons lief vrauwe schauderkens met alle bey myn voeten 61 Sy naemen mallekanderen beyder handt en sy trocken Herdenburch binnen de klockens ghinghen der clieve de klanck al die daer binnen hinghen' transciptie: Hervé Stalpaerf En toen hij daar dagen gehangen had Drie dagen en twee hele nachten Toen kwam er een schaapherder aan bij de galg En liet schapen en lammeren wachten Hij sprak tot de wenende: Gij fiere maagd Waarom weent gij nu toch zo zeere Weent gij om vader of moederken lief Of weent gij hier zo om Uw Heere? Ik ween niet om vader of moederlief Dat doe ik hier om mijn lief vrindje Het is daar mijn zoete lief, die er hangt Ik ga zwaar gebukt van zijn kindje Is dat daar uw zoete lief, die daar hangt En zijt gij zo zwaar van zijn kindje Neem dan een lang mes, meteen in uw hand En snij gauw de lijn door, mijn kindje Zij nam een lang mes terstond in haar hand En sneed daarmee dwars door de lijne Haar zoete lief kwam naar beneden gedaald Geheel zonder smart, zonder pijne Ze dachten dat ik hier gehangen was. Maar ik heb gerust o, zo zoete Op Ons Lief Vrouwe haar schouderkens Met allebei mijn voeten Toen namen ze elkander vol trots bij de hand En trokken fier Aardenburg binnen De klokken, ze spleten vaneen door de klank Alle beierden, zoals ze daar hingen.' hertaling: Jan van Rijthoven78 Besluit Er loopt een directe lijn van de middeleeuwse speellieden naar onze hedendaagse 'serieuze' en populaire muziek. Van de dertiende tot de zestiende eeuw ontwikkelden de speellieden zich van meestal solitair optredende, rondtrekkende muzikanten tot georganiseerde ensembles van beroepsmusici. Hun toenemende muzikaal-technische kennis, improvisatievermogen en repertoire hadden grote invloed op instrumentenmakers, componisten en muziekconsumenten. Ook in Aardenburg, Damme en Sluis moeten deze veranderingen merkbaar zijn geweest, al zijn de bewaard gebleven getuigenissen erg schaars. De zeldzame teksten, afbeeldingen en instrumenten geven een zeer beperkt beeld van de speelmanscultuur in de late Middeleeuwen en vroege Renaissance in het noorden van het Brugse Vrije. Maar ze laten wel zien dat deze muziekcultuur bijzonder rijk en gedifferentieerd geweest moet zijn. 20

Tijdschriftenbank Zeeland

Nehalennia | 2003 | | pagina 22