(en tegenstanders) te benadrukken.23 Het pregnantst gebeurde dat uiteraard met harde blaasinstrumenten als hoorns, schalmeien, bazuinen en trompetten (in Damme zelfs van zilver24). Bij openbare gelegenheden werden dan ook voornamelijk trompetters en pijpers ingezet. Juist deze vorstelijke speellieden tonen aan hoe de positie van hun beroepsgroep veranderd was: van onmaatschappelijke zwervers in de twaalfde/dertiende eeuw waren ze aan het einde van de Middeleeuwen onderdeel geworden van de publieke, gevestigde macht. In Aardenburg, Damme en Sluis vinden we ze overigens bijna alleen als uitvoerders van openbare muziek. Vermeldingen van muzikanten met snaarinstrumenten als ghiternes, harpen en luiten die in een meer intieme omgeving gebruikt werden, zijn we in de drie steden slechts schaars tegengekomen.25 Een voorbeeld dateert van 2 juli 1468, vlak na de zojuist genoemde genoemde verloving van Karei de Stoute met zijn toekomstige echtgenote te Sluis. Beiden voeren op die dag in een uitbundig versierde galei van Sluis naar Damme met op de voorplecht gezang en luitspel van minstrelen. Deze muzikale entourage zorgde voor een hoofs-hoffelijke stemming die vanwege de hoge status van de luit zowel gemeenzaam als nobel was.26 Sonare et ballare met hofpijpers. Tekening uit Albochasis de Baldachs 'Tacuinum Sanitatis in Medicinatweede helft veertiende eeuw. 10

Tijdschriftenbank Zeeland

Nehalennia | 2003 | | pagina 12