Dukaat, Salzburg, 1576. Hoe de schat in Sluis te verklaren is en wie de eigenaar was (ongetwijfeld alweer een verhaal met vele facetten) - het is helaas niet bekend. Heeft deze toebehoord aan een reiziger die het geld verloren heeft? Kan de schat misschien van een geldwisselaar geweest zijn of van een rentenier? Iemand die iets met handel van doen had lijkt het meest voor de hand te liggen. In de eerste plaats om reden van het gebruik van de dukaat als handelsmunt. In de tweede plaats vanwege de muntslagplaatsen. Sevilla, Antweipen en Middelburg, waar 10 van de 12 munten geslagen zijn, waren in de 16de-17de eeuw alle drie belangrijke handelsplaatsen. Havensteden bovendien. Opnieuw is Salzburg hier de uitzondering, weliswaar een handelsstad, maar niet erg groot en evenmin van internationale importantie. En, gelegen midden in het continent, natuurlijk ook niet van maritieme aard. Behoorde het goud dus aan een koopman? Iemand die, gezien het overwegende Spaanse karakter van de goudstukken, connecties had met de zuidelijke, Spaanse Nederlanden. Heeft hij de munten opzettelijk onder de grond gestopt? Maar (begraven) muntschatten doen zich in de regel alleen voor in geval van bijzondere omstandigheden, zoals belegeringen en plunderingen. Munten werden dan verstopt in de hoop ze later op te graven, op een moment dat het gevaar geweken was. Het vroegste tijdstip waarop onze muntschat begraven kan zijn is 1611, het jaar van de jongste munt. Maar in of even na dat jaar doen zich in Sluis geen noodsituaties voor die een dergelijke handelwijze zouden kunnen rechtvaardigen. We zouden bijna zeggen integendeel. De goudstukken en de bijbehorende datum van de jongste munt duiden niet op gevaar, maar lijken eerder te wijzen op het voortbestaan van nauwe (commerciële) banden tussen Sluis, dat in 1604 in Staatse handen geraakt was en zijn traditionele achterland, het Spaanse zuiden. De nieuwe grens, aanvankelijk militair en pas in 1648 politiek van aard, was voor handelsverkeer blijkbaar allerminst hermetisch gesloten. Wat dit laatstgenoemde aspect betreft, geldelijke continuïteit, is ook een andere verklaring 6

Tijdschriftenbank Zeeland

Nehalennia | 2003 | | pagina 8